Praktijkgebieden: Contracten, Ondernemingsrecht, Internationale handel, Vennootschapsrecht
Wanneer partijen een overeenkomst met elkaar aangaan, worden dikwijls de algemene voorwaarden van een van de partijen van toepassing verklaard op de overeenkomst. Van belang is dat de gebruiker van de algemene voorwaarden op grond van art. 6:233 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (“BW”), de wederpartij een redelijke mogelijkheid biedt om kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Dat kan door bijvoorbeeld de algemene voorwaarden letterlijk te overhandigen op schrift aan de wederpartij.
Voor dienstverrichters geldt een lichtere eis met betrekking tot het ter hand stellen van algemene voorwaarden. Een dienstverrichter is een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of een rechtspersoon die in een lidstaat is gevestigd en die een dienst aanbiedt of verricht. Dienstverrichters kunnen volstaan met een verwijzing naar hun website waarop de algemene voorwaarden zijn vermeld (op grond van art. 6:230b onder 6 jo. art. 6:230c onder 3 BW – deze artikelen vormen de implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn uit 2006 (de “Dienstenrichtlijn”)).
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:835) zijn licht laten schijnen op deze lichtere eis. Centraal in dit arrest staat de vraag voor welke partijen die lichtere eis precies geldt.
Eiseres is een groothandel die zich toelegt op de import en verwerking van vlees. Verweerster drijft een onderneming die zich bezighoudt met het produceren van dierenvoer. Sinds 2012 bestaat tussen partijen een zakelijke relatie waarin eiseres partijen vlees levert aan verweerster. Op de facturen van eiseres staat de volgende verwijzing vermeld met betrekking tot de algemene voorwaarden:
“op alle transacties zijn onze algemene verkoopvoorwaarden van toepassing, welke U kunt inzien op onze website”.
Op een gegeven moment ontstaat tussen partijen een geschil over de betalingen van facturen voor de geleverde partijen vlees waarbij verweerster een beroep doet op de vernietiging van de algemene voorwaarden omdat deze volgens haar niet op correcte wijze ter hand zijn gesteld. De vraag rijst of voor eiseres de lichtere eis geldt omdat zij mogelijk kan worden aangemerkt als een dienstverrichter in de zin van art. 6:230a BW en de Dienstenrichtlijn.
De rechtbank in eerste aanleg heeft kennis genomen van het geschil. Echter, het oordeel van het hof in hoger beroep is interessanter in deze kwestie om te bespreken. Zij oordeelt namelijk dat eiseres geen dienstverrichter is omdat tussen haar en verweerster enkel koopovereenkomsten zijn gesloten en daarom geen sprake is van een dienst. Het hof stoelt haar argumentatie op onder meer oudere rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin is geoordeeld dat koop en diensten elkaar uitsluiten.
De Hoge Raad daarentegen kan zich niet vinden in de rechtsopvattingen van het hof en is van mening dat wel sprake is van een dienst. Daartoe wordt allereerst gekeken naar de definitie van een dienst ex art. 6:230a BW en de Dienstenrichtlijn:
“een dienst is een economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen een vergoeding geschiedt, als bedoeld in artikel 57 van het Verdrag”.
De Hoge Raad betrekt ook de considerans van de Dienstenrichtlijn erbij waarin distributiehandel wordt genoemd als voorbeeld van een dienst. Vervolgens haalt de Hoge Raad het Appingedam-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie d.d. 30 januari 2018 (ECLI:EU:C:2018:44) aan waarin het Hof onder meer heeft geoordeeld dat detailhandel een dienst is.
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat (i) eiseres valt onder het begrip dienst in de zin van art. 6:230a BW en de Dienstenrichtlijn, (ii) dat onder het begrip diensten een brede variëteit aan werkzaamheden kan vallen en (iii) dat de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn niet afhankelijk is van de door eiseres verrichte werkzaamheden.
Tot slot komt de Hoge Raad toe aan de vraag wanneer een dienstverrichter (in algemene zin) de algemene voorwaarden gemakkelijk elektronisch toegankelijk maakt conform art. 6:230c BW. Daar wordt het volgende over gezegd:
“Indien de algemene voorwaarden zonder noemenswaardige inspanning gevonden kunnen worden op of via de website waarnaar op de facturen is verwezen, moet worden aangenomen dat de algemene voorwaarden gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn”.
De Hoge Raad vermeldt daarbij dat het niet alleen volstaat om als gebruiker van algemene voorwaarden te verwijzen naar de webpagina waar de betreffende voorwaarden staan vermeld, maar dat het eveneens correct is om te verwijzen naar de website waar een link staat vermeld waarop geklikt moet worden om de algemene voorwaarden in te zien. Uiteraard spelen wel de omstandigheden van het geval een belangrijke rol. Bij een onoverzichtelijke website waar een duidelijke link naar de algemene voorwaarden ontbreekt en vele handelingen moeten worden verricht om tot de algemene voorwaarden te komen, zal niet snel aan het voornoemde criterium worden voldaan.
De Hoge Raad vernietigt uiteindelijk het arrest van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.
Het onderhavige arrest van de Hoge Raad laat zien dat voor bijvoorbeeld natuurlijke personen dan wel ondernemingen die kwalificeren als dienstverrichter in de zin van art. 6:230a BW en de Dienstenrichtlijn, een lichtere eis geldt als het gaat om het ter hand stellen van algemene voorwaarden. Het begrip “dienst” moet daarbij breed worden opgevat. Zolang voor een wederpartij de algemene voorwaarden gemakkelijk (elektronisch) toegankelijk en raadpleegbaar zijn, kan al snel volstaan worden met een eenvoudige verwijzing daarnaar door de gebruiker.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten heeft ruime ervaring met het adviseren op het gebied van algemene voorwaarden. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.