Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Afgelopen dinsdag oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland dat de benaming “Roombeter” niet is toegestaan. De reden? Het woord “room” is op grond van Europese wetgeving, de GMO-verordening, voorbehouden aan producten die uitsluitend bestaan uit melk. De verordening omschrijft melk wat plastisch (maar zeer treffend) als “het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en bij één of meer melkbeurten is verkregen, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken”. Roombeter is 100% plantaardig en bevat dus geen producten uit melkklieren.
De producent van Roombeter, Upfield, stelt nog dat haar product verkocht wordt onder de naam “Blue Band Roombeter”. Bovendien zou uit de context van de verpakking duidelijk blijken dat het hier niet om een zuivelproduct gaat. Die verweren helpen haar niet: uit eerdere rechtspraak van het Europese Hof blijkt dat de regelgeving strikt moet worden uitgelegd. Ook als er gebruik wordt gemaakt van een verduidelijkende toevoeging (zoals in de namen “Tofubutter” en “Pflanzenkäse”) is het gebruik van een zuivelbenaming niet toegestaan voor producten die niet door “één of meer melkbeurten” zijn verkregen.
Na Droomboter verdwijnt nu dus een tweede creatieve benaming van de markt. Dat lijkt me in het licht van de wetgeving en de uitleg ervan door de Europese rechter juist. Interessanter is de vraag of die wetgeving eigenlijk wel rechtvaardig is. Wat schiet de wereld op met dit soort regels? En kan het niet anders?
Laten we beginnen met de vraag waarom deze regelgeving bestaat. Uit de GMO-verordening en de rechtspraak van het Europese Hof blijkt dat de wet met name tot doel heeft om “de economische voorwaarden voor de productie en de afzet” te verbeteren (lees: zuivelboeren te beschermen), de kwaliteit van melk en zuivelproducten te verbeteren, de mededinging te waarborgen en de consument te beschermen tegen verwarring. Dat zijn op zichzelf lovenswaardige doelen, maar je kunt je afvragen of die hier allemaal moeten worden nagestreefd, en of dat nu op de juiste manier gebeurt.
Als er een markt is waar de eerlijke mededinging in het geding is, is het wel die van zuivelproducten en de plantaardige vervangers daarvan. Zo ontvangen dierlijkezuivelboeren flinke subsidies, en wordt over zuiveldranken geen verbruiksbelasting geheven, maar over de meeste plantaardige zuiveldranken wel. Door het gebruik van gangbare benamingen voor bepaalde soorten producten voor te behouden aan zuivelproducten, wordt de open mededinging voor producenten van plantaardige zuivel ingeperkt. En zou een consument daadwerkelijk denken dat Tofuboter koemelkboter bevat? Of dat Roombeter eigenlijk koemelkboter is? De verpakking is daar duidelijk over: het is 100% plantaardig.
Bovendien perkt deze wetgeving de vrijheid van ondernemerschap van producenten van plantaardige zuivel in, en remt zij de innovatie. Innovatie die we hard nodig hebben om de – nota bene Europese – doelstellingen van CO2-reductie te behalen. Plantaardige zuivel heeft immers een veel lagere uitstoot dan dierlijke: in het geval van Roombeter zo’n 81%, volgens Upfield.
Hoe kan het beter? Bescherming van consumenten zou het hoofddoel van de wetgeving moeten zijn. Wie melk koopt, heeft daar een bepaald gebruik mee voor ogen, zoals pannenkoeken bakken, babyvoeding maken, of opschuimen voor cappuccino. Een product met de naam melk moet daarom de kwaliteiten hebben die de gemiddelde consument daarvan verwacht. Als een product dat gemaakt is van soja of haver die kwaliteiten heeft, zou dat ook gewoon melk moeten kunnen heten. Zo wordt de consument echt beschermd. Voor haverdrink gelden nu geen specifieke kwaliteitseisen, dus het is maar afwachten of je daarmee een degelijke pannenkoek kunt bakken. Als havermelk dezelfde eigenschappen (zoals vetpercentage) moet hebben als koemelk, kan de consument met een gerust hart kiezen voor dat alternatief.
Het tweede element van de consumentenbescherming ligt in de herkomst van het product. Het moet duidelijk zijn waar de melk van gemaakt is. Wie allergisch is voor koemelk of soja, moet weten waar de melk van gemaakt is. Dat geldt ook als je geen dierlijke producten wilt, of juist een hele sterke drang voelt om producten uit koeienuiers te nuttigen. Verplicht producenten dus om duidelijk op de verpakking te vermelden dat het pak koemelk bevat, of tofuboter, of haveryoghurt.
Door zuivelbenamingen op deze wijze ook voor plantaardige producten toe te staan, wordt een eerlijke mededinging tenminste écht gewaarborgd. En bovendien zou de EU innovatie en CO2-reductie op die manier stimuleren, in plaats van remmen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.