Praktijkgebieden: Contracten
De rechtbank Noord-Nederland heeft een uitspraak (ECLI:NL:RBNNE:2024:887) gedaan in een curieuze zaak die men enkel tegenkomt in de studieboeken: een overeenkomst van opdracht tot moord is nietig en terugbetaling van hetgeen is betaald op grond van die nietige overeenkomst komt in strijd met de openbare orde.
Een opdrachtgeefster heeft op enig moment, omstreeks 2017, aan de ‘huurmoordenaar’ gevraagd of hij haar ex-vriend wilde vermoorden, omdat zij door hem werd uitgebuit en gedwongen tot prostitutie. Deze laatste heeft deze opdracht tot moord geaccepteerd, maar niet uitgevoerd.
Bij vonnis van 11 februari 2020 heeft de strafrechter van deze rechtbank de huurmoordenaar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden wegens afdreiging, mensenhandel en witwassen. Deze veroordeling ziet op het feit dat de huurmoordenaar in de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 juni 2018 de opdrachtgeefster heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen onder de dreiging dat hij anders haar familie zou vertellen over haar dubbelleven als prostituee en dat hij opnames van een gesprek over de opdracht tot moord via sociale media zou verspreiden.
Door haar op deze manier te dwingen tot betaling, terwijl zij geen geld had, heeft hij haar gedwongen tot (meer) werkzaamheden in de prostitutie. De opdrachtgeefster heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en een vergoeding van materiele en immateriële schade gevorderd.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat de opdrachtgeefster de huurmoordenaar heeft betaald voor de moord, inclusief de aanschaf van een wapen. Artikel 3:40 lid 1 BW bepaalt dat een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde nietig is. Dat is hier het geval: een overeenkomst die ertoe strekt dat een van de contractpartijen zich verplicht een derde te vermoorden, is door haar inhoud, te weten het plegen van een strafbaar feit, evident in strijd met de goede zeden en de openbare orde. De overeenkomst is dus nietig, wat inhoudt dat het bedrag voor de huurmoord zonder rechtsgrond, en dus onverschuldigd, is betaald. In beginsel moet dit dus worden terugbetaald.
De kantonrechter is met de huurmoordenaar van oordeel dat het wringt wanneer de opdrachtgeefster geld zou terugkrijgen voor een niet-uitgevoerde opdracht tot moord waar zij zelf opdracht voor heeft gegeven. Toch kan het beroep op redelijkheid en billijkheid van de kant van de huurmoordenaar in dit kader niet slagen. Het zou namelijk ook wringen als hij het geld, dat hij heeft geaccepteerd in het kader van die opdracht tot moord, mag behouden.
Daarbij is het naar het oordeel van de kantonrechter niet relevant dat hij naar eigen zeggen nooit de intentie heeft gehad om de moord daadwerkelijk te plegen. In dat geval heeft hij namelijk onder valse voorwendselen geld aangenomen, wat ook de rechtsgeldigheid van de overeenkomst raakt. In het licht van deze omstandigheden kan niet worden gesteld dat het, in de onderlinge verhouding tussen beide partijen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat opdrachtgeefster het geld terug zou krijgen. Zij heeft dus in beginsel recht op terugbetaling, maar de kantonrechter vindt dat de openbare orde hieraan in de weg staat.
Bij regels van openbare orde gaat het om regels die zo fundamenteel worden geacht, dat de rechter deze ambtshalve moet toepassen. Dat is hier aan de orde. De opdrachtgeefster heeft willens en wetens een opdracht tot moord gegeven, waarmee zij het leven van haar ex-vriend in gevaar heeft gebracht, en zij was bereid hiervoor te betalen. De openbare orde verzet zich er naar het oordeel van de kantonrechter dan tegen dat zij zich, nu de moord niet is uitgevoerd, beroept op de onzedelijkheid en daarmee de nietigheid van de overeenkomst en dat zij op grond van onverschuldigde betaling haar geld terugvordert.
Het fundamentele, algemene belang dat er geen opdrachten tot moord worden gegeven en dat hier geen financiële prikkels aan worden verbonden, verzet zich tegen toewijzing van haar vordering. De overeenkomst van partijen zou veeleer voorwerp van beoordeling door de strafrechter kunnen zijn. Gezien de aard van de overeenkomst verhindert de openbare orde dat de gewone regels van het civiele recht op haar van toepassing zijn. De vordering van de opdrachtgeefster tot terugbetaling wordt om deze reden afgewezen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.