Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Ondernemingsrecht
De Hoge Raad heeft op 17 november 2023 een arrest (ECLI:NL:HR:2023:1569) gewezen. Centraal in dit arrest staat de vraag of verbeurde dwangsommen kunnen dienen als steunvordering voor een faillissementsverzoek ex artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet. In deze bijdrage nemen wij het arrest van de Hoge Raad onder de loep.
Voor de faillietverklaring van een schuldenaar is, naast de vordering van de aanvrager van het faillissement, minimaal één vordering van een andere schuldeiser nodig (ook wel het pluraliteitsvereiste). Deze vordering van de andere schuldeiser wordt ook wel de steunvordering genoemd. Daarnaast moet de schuldenaar in de toestand verkeren te hebben opgehouden met betalen.
Aan de steunvordering worden geen strenge eisen gesteld. Zo hoeft de vordering niet opeisbaar te zijn, hoeft de hoogte van de vordering niet vast te staan en hoeft de steunvordering geen belang te hebben bij het faillissementsverzoek.
In de onderhavige procedure heeft HTC Wallonie SA (“HTC”) verzocht Turner Waste Intermediate BV (“TWI”) failliet te verklaren. Aan haar verzoek legt HTC ten grondslag dat zij een vordering heeft op TWI, dat TWI meerdere schulden onbetaald laat en dat TWI verkeert in een toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank waar HTC haar verzoek heeft ingediend, verklaart TWI failliet.
TWI tekent hoger beroep aan, stelt dat geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat daarom de faillietverklaring moet worden vernietigd. Zij betoogt namelijk dat vóór de mondelinge behandeling in hoger beroep, TWI een regeling heeft getroffen met de schuldeiser van de steunvordering en met een andere schuldeiser die haar vordering ná faillietverklaring had ingediend. Volgens TWI is enkel nog sprake van een vordering van HTC, waardoor niet wordt voldaan aan het pluraliteitsvereiste.
Echter, de curator van TWI heeft ná de mondelinge behandeling in hoger beroep aan het hof gemeld dat de Vlaamse overheid een vordering op TWI heeft ingediend met een hoogte van circa € 260.000 wegens verbeurde dwangsommen.
Met betrekking tot dwangsommen geldt een bijzondere regel. Uit artikel 611e lid 2 Rv volgt dat dwangsommen die vóór faillietverklaring verbeurd zijn, niet worden toegelaten in het passief van het faillissement. Deze bepaling heeft tot gevolg dat een faillissementsaanvraag niet alleen kan worden gebaseerd op een vordering van verbeurde dwangsommen. Volgens het hof neemt dit echter niet weg dat een dergelijke vordering wél als steunvordering kan worden gebruikt. Immers, er is in de onderhavige kwestie al een vordering van HTC, aldus het hof. Het vonnis tot faillietverklaring wordt daarom door het hof bekrachtigd. TWI gaat in cassatie tegen het oordeel van het hof.
TWI voert in cassatie aan dat uit het arrest van de Hoge Raad van 20 september 1996 (ECLI:NL:HR:1996:ZC2146 (Verhees/Octrooibureau Zuid)) weliswaar volgt dat artikel 611e lid 2 Rv zich niet ertegen verzet dat een dergelijke vordering van verbeurde dwangsommen wordt gebruikt als steunvordering, maar dat de Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1681 (ABN AMRO/Berzona)) daarvan is teruggekomen. In dat laatste arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat voor een steunvordering voldoende is dat het gaat om een vordering die ter verificatie in het faillissement kan worden ingediend. Op grond daarvan stelt TWI dat een dwangsomvordering niet als steunvordering kan worden gebruikt aangezien dwangsommen niet ter verificatie in een faillissement kunnen worden ingediend.
De Hoge Raad oordeelt dat het betoog van TWI berust op een onjuist rechtsopvatting en overweegt het volgende:
“Art. 611e Rv verzet zich niet ertegen dat een vordering van een derde ter zaken van voor de faillietverklaring verbeurde dwangsommen door de aanvrager wordt gebezigd als steunvordering”.
Op grond van het voornoemde is de conclusie dat een vordering van verbeurde dwangsommen kan worden gebruikt als steunvordering bij de aanvraag van een faillissement. Daarmee maakt de Hoge Raad in het onderhavige arrest duidelijk dat hij in het arrest ABN AMRO/Berzona niet is teruggekomen van zijn arrest Verhees/Octrooibureau Zuid.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten heeft ruime ervaring met het adviseren op het gebied van het insolventierecht. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.