icon

Inningsbevoegde pandhouder mag procedure van pandgever overnemen

De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 9 februari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:217) dat een pandhouder die bevoegd is geworden een verpande vordering te innen, door mededeling van het pandrecht aan de betreffende debiteur, ook een juridische procedure van de pandgever tegen die debiteur kan overnemen. De overname is echter niet mogelijk als de pandgever, die daardoor uit de procedure zou verdwijnen, zich daartegen verzet.

In deze blog gaan wij nader in op de achtergrond en inhoud van het arrest.

Achtergrond

Mark Four Enterpises B.V. (“MFE”) heeft een procedure gevoerd tegen derden wegens afgebroken onderhandelingen. In deze procedure wordt haar vordering tot schadevergoeding afgewezen. MFE wil vervolgens een procedure starten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”). De advocaat van MFE dient hiertoe een verzoekschrift in bij het EHRM, dat niet in behandeling wordt genomen vanwege ontbrekende gegevens, en dient vervolgens een nieuw verzoekschrift in dat door het EHRM niet-ontvankelijk wordt verklaard.

MFE begint daarop een procedure tegen haar (voormalig) advocaat. Daarin vordert MFE onder meer (i) een veroordeling tot terugbetaling van betaalde facturen en gemaakte kosten en (ii) vergoeding van de overige geleden schade. De rechtbank wijst de eerste vordering toe. De tweede vordering wijst de rechtbank af, op de grond dat de kans verwaarloosbaar klein is dat een inhoudelijke beslissing van het EHRM tot een vordering van MFE zou hebben geleid.

MFE had voor de procedure tegen haar (voormalig) advocaat een overeenkomst van procesfinanciering gesloten. De procesfinancier droeg de kosten van de procedure in ruil van een deel van de (mogelijke) opbrengst daarvan. Tot zekerheid van de vordering van de procesfinancier op MFE, kreeg de procesfinancier van MFE een pandrecht op de vorderingen van MFE op de advocaat.

In hoger beroep meldt de procesfinancier zich in het geding. De procesfinancier neemt een akte tot schorsing van het rechtsgeding (artikel 225 Rv).

Het inroepen van een grond voor schorsing en hervatting van een geding op de voet van de artikelen 225 en 227 Rv heeft tot doel te bewerkstelligen dat iemand in plaats van een ander partij wordt in het geding. In dit geval doet de procesfinancier voor de schorsing een beroep op lid 1 sub c van artikel 225 Rv: “het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel op een ander, hetzij door een andere oorzaak.”

Volgens de procesfinancier zijn door de mededeling van het pandrecht aan de (voormalig) advocaat van MFE de betrekkingen waarin MFE het geding voerde opgehouden te bestaan, omdat deze zijn overgegaan op de procesfinancier. De pandhouder is na deze mededeling bevoegd om in en buiten rechte nakoming van de vordering te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Bovendien is in de algemene bepalingen bij de pandakte vastgelegd dat de procesfinancier als pandhouder het recht heeft om alle bevoegdheden uit te oefenen die MFE heeft met betrekking tot haar vorderingen op de advocaat.

MFE verzet zich tegen de door de procesfinancier ingeroepen schorsing en hervatting van de procedure. MFE voert onder meer aan dat de eigen positie van MFE als pandgever eraan in de weg staat dat een pandhouder via schorsing en hervatting de al lopende procedure van MFE kan overnemen.

Oordeel Gerechtshof

Het hof constateert dat de procesfinancier weliswaar inningsbevoegd kan zijn geworden, maar dat nog niet betekent dat alle aan de vordering verbonden schuldeisersbevoegdheden zijn overgaan op de procesfinancier. Zo blijft de pandgever bevoegd handelingen te verrichten zoals het verlenen van kwijtschelding en het treffen van een afbetalingsregeling. Het hof concludeert dat de betrekkingen waarin MFE het geding voerde daarom niet zijn opgehouden te bestaan of geheel op de procesfinancier overgegaan. De procesfinancier kan daarom volgens het hof niet exclusief en met algehele terzijdestelling van MFE de procespositie van MFE in het geding overnemen.

Het hof overweegt tot slot dat het geen verschil maakt dat MFE en de procesfinancier contractueel zouden hebben afgesproken dat alle schuldeisersbevoegdheden op de procesfinancier overgaan, omdat die afspraak in strijd is met dwingend (goederen)recht.

Oordeel Hoge Raad

In cassatie trekt de Hoge Raad een parallel tussen enerzijds de overgang van de inningsbevoegdheid van de pandgever op de pandhouder en anderzijds de rechtsopvolging onder bijzondere titel (zoals overdracht, verjaring en onteigening).

Artikel 225 lid 1 sub c Rv bevat de schorsing op de grond dat de betrekkingen waarin een partij het geding voerde zijn opgehouden. De Hoge Raad overweegt dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat ook de rechtsopvolging onder bijzondere titel tot deze grond behoort. In geval van rechtsopvolging onder bijzondere titel kan de oorspronkelijke procespartij er wel belang bij hebben om partij in het geding te blijven. Daarom moet volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat schorsing en hervatting vanwege rechtsopvolging onder bijzondere titel niet mogelijk is als de oorspronkelijke procespartij zich ertegen verzet dat zij als partij uit het geding verdwijnt. Dan wordt het geding voortgezet op naam van deze oorspronkelijke partij. De Hoge Raad wijst erop dat de rechtsopvolger onder bijzondere titel in dat geval door een incidentele vordering tot voeging of tussenkomst naast de oorspronkelijke partij als partij tot het geding zou kunnen toetreden.

Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat als de pandgever al in een procedure de nakoming van de verpande vordering door de schuldenaar vordert, de overgang van de inningsbevoegdheid van de pandgever op de pandhouder op een lijn moet worden gesteld met een rechtsopvolging onder bijzondere titel. De pandhouder op wie de inningsbevoegdheid van de verpande vordering is overgegaan, kan daarom het geding in de plaats van de pandgever voortzetten, tenzij de pandgever zich daartegen verzet.

Het hof heeft miskend dat de overgang van de inningsbevoegdheid op de pandhouder een grond voor schorsing van het geding vormt. Bij gebrek aan belang leidt dit echter niet tot cassatie, omdat MFE zich heeft verzet tegen de schorsing en hervatting door de procesfinancier.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Inningsbevoegde pandhouder mag procedure van pandgever overnemen

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief