Praktijkgebieden: Bestuursrecht
“Het bestuursorgaan stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak dienstbaar op.”
Dit beginsel is voorzien in het nieuwe artikel 2:4a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is één van de bepalingen die is opgenomen in het voorstel ‘Wet versterking waarborgfunctie Awb’.
Recent is nog ingevoerd artikel 2:1 Awb met daarin een zorgplicht voor bestuursorganen:
“Een bestuursorgaan draagt zorg voor passende ondersteuning bij het verkeer met dat bestuursorgaan.”
Dienstbaarheid gaat nog een stapje verder dan de zorgplicht. Dit koppel lijkt gericht op een ingrijpende verandering in de bestuurscultuur. Toch is hier geen sprake van een doorgeschoten waan van de dag onder invloed van de naweeën van de Toeslagenaffaire.
Het dienstbaarheidsbeginsel is namelijk al in de vorige eeuw erkend als constitutief beginsel en ook als grondgedachte ten grondslag gelegd aan de Algemene wet bestuursrecht. Dit is ook de reden waarom als kritiek is geuit dat het helemaal niet nodig is dit beginsel in de wet vast te leggen. Het beginsel geldt immers al. Een vastlegging voegt daar niets aan toe. De wettelijke vastlegging zou daarom met name of uitsluitend symbolische waarde hebben.
Vanuit de rechterlijke macht is op deze manier op het voorstel gereageerd. Wel is positief gewaardeerd dat de vastlegging van het beginsel een belangrijke instructienorm zal zijn voor bestuursorganen. Dit kan bijdragen aan goed en behoorlijk bestuur en aan betere dienstverlening door het bestuur. De rechters verwachten echter niet dat het beginsel een grote rol zal spelen als rechtmatigheidsnorm voor de toetsing door de bestuursrechter van besluit, hoewel enige rol ook niet geheel is uitgesloten.
En vanzelfsprekend heeft de behartiging van het algemeen belang, waartoe een bestuursorgaan is geroepen, een beperkend effect op het dienstbaarheidsbeginsel. De overheid kan niet altijd alleen maar dienstbaar zijn, als het algemeen belang anders vergt. Tijdens de Studiemiddag van de Vereniging voor bestuursrecht werd onder meer hierover gedebatteerd.
Als het beginsel meer als instructienorm dan als rechtmatigheidsnorm wordt gezien, is dus de vraag in hoeverre opvolging door bestuursorganen in de praktijk is verzekerd. Voor de concrete invulling van het beginsel in de praktijk bevatten de Behoorlijkheidswijzer van de Nationale ombudsman en het Handvest overheid-burger van de Vereniging voor bestuursrecht (VAR) waardevolle aanwijzingen. Zo bevat het laatste document tien concrete beloften over besluitvorming en dienstverlening van de overheid aan de burger. Dit document is bestuurlijk omarmd door de minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het dienstbaarheidsbeginsel en de zorgplicht zijn in deze documenten voldoende geconcretiseerd. De volgende stap is naleving ervan in de dagelijkse gang van zaken. Zeker bij grote gemeenten is de organisatie daarvoor nog te gefragmenteerd en de cultuur van de organisatie nog te ambtelijk-juridisch. Er is dus nog een behoorlijke weg te gaan met het risico dat het bij een papieren intentie blijft.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.