Praktijkgebieden: Contracten
Wij hebben bij Wieringa Advocaten voortdurend één of twee ‘student-stagiaires' in dienst: een rechtenstudent die bij ons kennismaakt met de advocatuur. Alfonso Cavalle Medina volgt op dit moment die studentstage. Ten behoeve van onze weblog schreef hij samen met Liselot Bosman onderstaande bijdrage.
Overeenkomsten werken in principe alleen tussen partijen. Dat is logisch. Het zou vreemd zijn om verplichtingen aan derden te kunnen opleggen zonder dat zij daarbij betrokken zijn. Anders zit het met een kettingbeding. Zo’n bepaling is juist bedoeld om derden te binden.
Een kettingbeding is een doorgeefverplichting. Een voorbeeld:
Een verkoper van een woning neemt in de koopovereenkomst een beding op waaruit voortvloeit dat de koper verplicht is om een bepaalde rechtshandeling te verrichten. Tegelijkertijd neemt hij in het contract op dat indien de koper de woning op zijn beurt weer verkoopt, dezelfde verplichtingen aan de nieuwe koper moeten worden opgelegd. Dit laatste is een kettingbeding. Indien de nieuwe eigenaar tot verkoop overgaat en vergeet om zijn verplichtingen door te geven, pleegt hij wanprestatie jegens de oude eigenaar.
In de praktijk verschillen partijen vaak van mening over hoe een beding uit een overeenkomst moet worden uitgelegd. In de rechtspraak is uitgemaakt hoe de rechter moet omgaan met de uitleg van overeenkomsten: daarvoor is de Haviltex-maatstaf ontwikkeld. Deze maatstaf houdt in dat bij de uitleg van een bepaling rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval en vooral met wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hieruit valt af te leiden dat de letterlijke tekst van een overeenkomst niet altijd bepalend is.
Dit is anders indien niet alle partijen betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst. Een voorbeeld hiervan is een CAO. In dit soort gevallen hebben de letterlijke bewoordingen meer gewicht. De partijen die rechten aan de overeenkomst kunnen ontlenen, kennen de bedoelingen van de opstellers immers niet. Deze maatstaf wordt de ‘geobjectiveerde Haviltex-maatstaf’ genoemd.
In een arrest van 2 februari 2018 heeft de Hoge Raad aangegeven wanneer welke maatstaf gebruikt moet worden bij de uitleg van kettingbedingen.
Waar ging het arrest over? Eisers hebben een huisje en jaren later ook een parkeerplaats op een bungalowpark gekocht. In de twee aktes waarmee het huisje en de parkeerplaats geleverd werden, is een kettingbeding opgenomen. Dit beding heeft betrekking op het betalen van een verplichte parkbijdrage.
De eigenaar van het bungalowpark heeft dit vervolgens verkocht aan een andere exploitant. Door middel van een cessie zijn de rechten uit de leveringsaktes overgedragen aan die exploitant. De exploitant verkoop vervolgens weer door aan een derde partij.
Uiteindelijk gaat het er om of eisers verplicht zijn om de parkbijdrage twee keer (op grond van de twee leveringsaktes) te betalen. Dit is een kwestie van uitleg. In cassatie klagen eisers over de maatstaf die het hof in hoger beroep heeft toegepast om het tweede kettingbeding uit te leggen. Het hof is van mening dat de betekenis van het beding objectief moet worden uitgelegd. Gelet op zijn aard, is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het kettingbeding van groot belang. Door de bedoelingen van partijen te objectiveren, komt het hof tot de conclusie dat eisers verplicht zijn om twee keer de parkbijdrage te betalen. Dit blijkt namelijk uit de letterlijke tekst van de kettingbedingen.
De Hoge Raad is het hiermee niet eens. Ten eerste overweegt de Hoge Raad dat de aanspraken van de huidige beheerder in het licht van een cessie gezien moeten worden. De inhoud van deze aanspraken is afhankelijk van wat eisers met de toenmalige parkeigenaar hebben afgesproken. In die verhouding (tussen partijen en hun rechtsopvolgers) geldt de gewone Haviltex-maatstaf. Het hof heeft dus een onjuiste maatstaf toegepast door niet alle omstandigheden van dit geval af te wegen en te veel belang te hechten aan de objectieve uitleg van de bedingen, in plaats van na te gaan wat partijen redelijkerwijs van elkaar konden verwachten.
De Hoge Raad vond het nog de moeite waard om te overwegen dat de geobjectiveerde Haviltex-maatstaf geldt in de verhouding met derden. Die nieuwe eigenaren zijn namelijk niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de inhoud van het kettingbeding.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.