Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Zorg
Voor zorginstanties is de Governancecode Zorg van belang voor het optimaliseren van kwalitatief goede zorg, conform eigentijdse eisen. Constante ontwikkelingen binnen de zorg en wetgeving leiden ertoe dat de ‘code’ inmiddels voor de derde keer is herzien. De meest recente versie trad in werking op 1 januari 2022 en heeft zich daarmee aangepast aan diverse nieuwe wetgeving zoals de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr), de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza).
De code is ontworpen door de Brancheorganisatie Zorg (BoZ). Het betreft een principegedreven gedragscode die de maatschappelijke rol van zorginstanties benadrukt. In de code wordt de maatschappelijke rol van zorginstanties benadrukt door verschillende principes als uitgangspunt te nemen. Dit wordt hierna verder toegelicht.
Meer specifiek bestaat de code uit richtlijnen en principes voor goed bestuur en toezicht in de Nederlandse gezondheidszorgsector. Deze richtlijnen en principes zijn gericht op het bevorderen van transparantie, verantwoording en kwaliteit van bestuurlijke processen binnen zorginstellingen. Om dit te bewerkstelligen bestaat de code met name uit vastgestelde normen en aanbevelingen die betrekking hebben op onderwerpen als bestuurlijke verantwoordelijkheid, risicobeheer, interne controle, beloningen, financiële transparantie, ethiek en integriteit. Het uiteindelijke doel van de code is het creëren van een goede balans tussen belanghebbenden. Goed bestuur is in dat kader onlosmakelijk verbonden met goede zorg.
De code is door en voor de BoZ ontworpen. In de BoZ hebben de Nederlandse ggz, ActiZ, NFU, NVZ en VGN zich verenigd waarmee zij hun leden verplichten tot naleving van de code. Dit geldt eveneens voor groeps- en dochtermaatschappijen die met de brancheorganisaties zijn verbonden en zorg verlenen.
Het is daarnaast vanuit het maatschappelijk belang van goede governance wenselijk dat de code zoveel mogelijk wordt nageleefd door niet-leden van brancheorganisaties. De code is ingericht naar algemene toepasselijkheid; volgens de BoZ kunnen andere zorgaanbieders of brancheorganisaties de code op zichzelf van toepassing verklaren. Dat zie je in de praktijk wel gebeuren. Zorginstellingen die de code niet met zoveel woorden van toepassing verklaren, kunnen de inhoud wel gebruiken om hun statuten en reglementen op te baseren.
De code bestaat uit zeven belangrijke principes die zorginstanties in acht moeten nemen. Wettelijke bepalingen zijn uitsluitend opgenomen indien het ontbreken daarvan de kwaliteit van de code nadelig beïnvloedt. De zeven principes zullen in deze (deel-) bijdrage verkort worden aangehaald.
Als eerste principe fungeert ‘het aanbieden van goede zorg’ als hoeksteen van governance binnen zorgorganisaties. Dit lijkt een open deur, maar waarborgt voornamelijk de positie van de cliënt. Om dat te bewerkstelligen bepaalt de code (onder meer) dat afspraken over zorg- en dienstverlening schriftelijk worden vastgelegd en dat zorg zo betaalbaar mogelijk moet zijn.
Het tweede principe ziet op gehanteerde normen en waarden door de raad van bestuur en de raad van toezicht. Normen en waarden moeten passend zijn voor de doelstelling en positie van de zorginstantie. In ieder geval moet sprake zijn van een open aanspreekcultuur, een leercultuur, inspraak/samenspraak en tegenspraak, signaleren van misstanden en het voorkomen van belangenverstrengeling. In artikel 2.5.1 van de code staat bijvoorbeeld:
“De zorgorganisatie beschikt voor medewerkers over een vertrouwenspersoon als meldpunt voor afwijkend gedrag, zorg over integriteit en/of misstanden. Deze functionaris rapporteert rechtstreeks aan de raad van bestuur en kan zich tot de raad van toezicht wenden indien hij bij de raad van bestuur geen gehoor vindt.”
Belangenverstrengeling is onderdeel van deze blogserie en zal later uitgebreid aan bod komen. Datzelfde geldt voor het signaleren van misstanden.
Het derde principe omvat de invloed van belanghebbenden en komt bijvoorbeeld tot uiting in medezeggenschap. Er kan daarbij sprake zijn van externe belanghebbenden met invloed (zoals patiënten) of medezeggenschap van werknemers. Ook medezeggenschap is als zelfstandig onderwerp in deze blogserie opgenomen.
Met het vierde, vijfde en zesde principe wordt de rol van de raad van toezicht en de raad van bestuur geconcretiseerd. Beide organen zijn verantwoordelijk voor governance conform de code (in aanvulling op de wet en statuten). De raad van toezicht en de raad van bestuur vervullen onafhankelijk van elkaar hun rol. Deze onafhankelijkheid is als volgt in artikel 4.1.3 van de code opgenomen:
“De raad van toezicht of zijn afzonderlijke leden nemen geen verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de raad van bestuur over en vervullen niet de bestuursfunctie. Een lid van de raad van toezicht kan niet aftreden om vervolgens direct daarna of in de volgende drie jaren als (interim-) bestuurder van de zorgorganisatie op te treden.”
De precieze invulling van beide rollen binnen zorginstanties keert eveneens later in de blogserie terug.
Als zevende en laatste principe wordt het belang van professionele en deskundige ontwikkeling binnen het bestuur van een zorginstantie benadrukt. Het bestuur en de raad van toezicht dienen hiertoe systematisch hun eigen functioneren te evalueren en kwalificeren.
Door het volgen van de code streven zorginstellingen ernaar om goed bestuur en adequaat toezicht te waarborgen, wat bijdraagt aan de kwaliteit en veiligheid binnen de zorg. Eerder is gebleken dat het naleven van de code verplicht is voor de leden van de BoZ. Voor niet-leden geldt geen verplichting, maar wordt de code beschouwd als een belangrijke maatstaf voor professioneel en ethisch verantwoord handelen binnen de zorgsector.
Indien u een vraag hebt over het toepassen van de code binnen uw zorgorganisatie dan denken we graag met u mee.
Dit artikel is tot stand gekomen door bijdragen van Tinca van den Heuvel, momenteel als werkstudent verbonden aan Wieringa Advocaten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.