Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Deze blog is onderdeel van de Serie Ondernemingskamer
In een jaarrekeningprocedure kunnen belanghebbenden bij een vennootschap de jaarrekening van die vennootschap laten toetsen door de Ondernemingskamer. In theorie dus een interessante procedure, maar in de praktijk wordt de jaarrekeningprocedure weinig gebruikt – per jaar gemiddeld slechts 3 tot 5 keer. Wat is daarvan de oorzaak en hoe werkt de jaarrekeningprocedure?
De jaarrekeningprocedure wordt ingeleid met een verzoekschrift aan de Ondernemingskamer. Het verzoek richt zich tegen een rechtspersoon of vennootschap die een jaarrekening moet publiceren op grond van Boek 2 BW, dus met name tegen BV’s en NV’s maar soms ook tegen vof’s, stichtingen en verenigingen (hierna spreek ik over ‘vennootschappen’).
In het verzoek wordt aan de Ondernemingskamer gevraagd om de betreffende vennootschap één of meer aanwijzingen te geven over hoe de financiële stukken van de vennootschap ingericht moeten worden. Het verzoek kan betrekking hebben op de vastgestelde jaarrekening, het bestuursverslag, de overige gegevens of op de niet vastgestelde jaarrekening. De jaarrekeningprocedure kan geen betrekking hebben op de accountantsverklaring.
Uit het verzoek moet blijken waarom de verzoeker vindt de financiële stukken gecorrigeerd moeten worden. De jaarrekeningprocedure kan niet gebaseerd zijn op het feit dat de verzoeker vindt dat het beleid anders gevoerd had moeten worden – het gaat om de financiële verantwoording van het beleid zoals dat feitelijk gevoerd is.
Vaak hebben de beoogde correcties betrekking op voorschriften over de inrichting van de jaarrekening uit Boek 2 BW. Gedacht kan worden aan regels over bijvoorbeeld:
Uit de wet volgt dat iedere belanghebbende een jaarrekeningprocedure kan starten. In de rechtspraak is de vraag gesteld of dit betekent dat iedereen die met de vennootschap handelt (bijvoorbeeld ook de consument of schuldeiser die slechts zijdelings bij een vennootschap betrokken is) een jaarrekeningprocedure kan starten. Ook die partijen moeten immers op de juistheid van de jaarrekening af kunnen gaan. Zij worden door de jaarrekening geïnformeerd over de prestaties en het resultaat van een vennootschap en beslissen op basis van die informatie of ze willen samenwerken met de vennootschap.
In de rechtspraak is een onderscheid ontwikkeld tussen ‘eerste kring belanghebbenden’ en ‘tweede kring belanghebbenden’. Tot de eerste kring belanghebbenden behoren aandeelhouders, certificaathouders en de ondernemingsraad. Van deze partijen wordt aangenomen dat ze belanghebbende bij de vennootschap zijn. Personen en vennootschappen (bijvoorbeeld schuldeisers en consumenten) uit de tweede kring belanghebbenden moeten aantonen dat de onjuist financiële verslaggeving voor hen tot een specifiek en concreet nadeel heeft geleid.
Ten slotte kunnen ook de advocaat-generaal en de AFM een jaarrekeningprocedure starten.
De jaarrekeningprocedure kent een aantal opvallende aspecten:
De Ondernemingskamer beoordeelt het verzoek van de belanghebbende met de bezwaren tegen de jaarrekening, het verweerschrift van de vennootschap en (eventuele) verweerschriften van andere belanghebbenden. Ook de verklaring van de accountant en verklaringen ter zitting worden in het oordeel van de Ondernemingskamer betrokken. Op basis van de beschikbare informatie beoordeelt de Ondernemingskamer of zij het verzoek toe- of afwijst.
Als de Ondernemingskamer het verzoek toewijst geeft zij aan de vennootschap een bevel over de wijze waarop de financiële verslaggeving moet worden ingericht. Het bevel bevat nauwkeurige aanwijzingen. De vennootschap is vervolgens bij het (opnieuw) opmaken van de jaarrekening verplicht te handelen overeenkomstig de aanwijzingen van de Ondernemingskamer.
Met de jaarrekeningprocedure kunnen correcties in de jaarrekening van een vennootschap worden afgedwongen. Maar een belanghebbende zal doorgaans eerder een probleem hebben met het beleid van een vennootschap, dan met de verantwoording van dat beleid in de financiële stukken. Hoewel de jaarrekeningprocedure een effectief middel kan zijn, ligt het daarom vaak meer voor de hand om een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer te starten, zodat ook onenigheid over het onderliggende beleid aan de orde kan komen.
Heeft u vragen over de jaarrekeningprocedure of de enquêteprocedure? Bij Wieringa Advocaten hebben wij ruime ervaring met zowel het voeren van procedures bij de Ondernemingskamer als het voorkomen daarvan. Neem gerust contact met ons op. Wij helpen u graag.
Joël Bouman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied conflictoplossing / Procesrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.