icon

Boetebeding opnemen? Let op de formulering!

Boetebeding

Een beding dat in vrijwel ieder contract voorkomt, is het boetebeding. Artikel 6:91 BW merkt als boetebeding aan ‘ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan’.

Uit deze omschrijving komt naar voren dat middels het opnemen van een boetebeding bij voorbaat kan worden vastgelegd wat het bedrag is dat de schuldenaar in geval van een tekortkoming bij wijze van schadevergoeding zal moeten voldoen. In dit geval treedt de boete op grond van artikel 6:92 lid 2 BW in de plaats van de wettelijke aanvullende en vervangende schadevergoeding. Dit is echter regelend recht, waardoor partijen afwijkende afspraken kunnen maken.

Dat de reikwijdte van een boetebeding niet altijd duidelijk is, blijkt onder meer uit een uitspraak die de rechtbank Midden-Nederland in december 2023 heeft gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2023:7452). Deze uitspraak wordt hieronder toegelicht.

Casus

Tussen koper en verkoper is een koopovereenkomst met betrekking tot een onroerende zaak tot stand gekomen. In de koopovereenkomst is het volgende boetebeding opgenomen:

“Koper en verkoper komen overeen dat indien één der partijen zijn verplichting voortvloeiende uit hoofde van de koopovereenkomst slechts gedeeltelijk of niet nakomt, hij aan de wederpartij een boete verbeurd van minimaal 10% van de koopsom, onverminderd het recht van deze partij om nakoming, ontbinding, dan wel schadevergoeding te vorderen”.

Als gevolg van een tekortkoming aan de zijde van de verkoper, heeft de koper de koopovereenkomst rechtsgeldig ontbonden. Daarbij is de verkoper door de rechter veroordeeld tot betaling van de gevorderde contractuele boete van €88.000,-. Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld, waardoor het vonnis tussen partijen kracht van gewijsde heeft gekregen.

Eiser heeft vervolgens in deze procedure vergoeding gevorderd van de werkelijk door haar geleden schade die zij heeft begroot op €350.470,43. Eiser heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat partijen hebben afgesproken dat bij een tekortkoming de tekortschietende partij een boete verbeurt van tenminste 10% van de koopprijs, maar dat dat het recht van de andere partij onverlet laat om de door haar werkelijk geleden schade in de vorm van aanvullende schadevergoeding te vorderen. Volgens de koper is zijn werkelijk geleden schade veel hoger dan het boetebedrag dat de verkoper heeft betaald. Die schade bestaat uit gederfde winst, de beoogde waardevermindering van het pand door herontwikkeling en de toekomstige exploitatie van de onroerende zaak.  

De verkoper stelt zich echter op het standpunt dat de koper geen recht heeft op aanvullende schadevergoeding omdat de contractuele boete volgens verkoper een gefixeerde schadevergoeding betreft.

De Haviltex-maatstaf

De vraag die in deze procedure voorligt is of de koper naast een contractuele boete, die door de verkoper al is betaald, recht heeft op nog een aanvullende schadevergoeding. Dat is volgens de rechtbank een kwestie van uitleg van de overeenkomst. Hierbij komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Daarbij komt het aan op alle omstandigheden van het geval.

Een van de omstandigheden die bij de uitleg van de partijbedoeling een rol speelt is de tekst van de overeenkomst. De rechtbank is in dit geval uitgegaan van een objectieve taalkundige uitleg, omdat partijen in de precontractuele fase niet hebben gesproken dan wel onderhandeld over de tekst en/of inhoud van het boetebeding. Koper heeft via zijn makelaar de koopovereenkomst waarin ook dit beding stond aan de verkoper gepresenteerd en de verkoper heeft zonder opmerkingen ingestemd met dit boetebeding.

Strekking boetebeding onduidelijk

De rechtbank is van oordeel dat de strekking van het boetebeding onduidelijk is. Uit de tekst volgt niet expliciet dat naast de boete recht bestaat op aanvullende schadevergoeding ofwel vergoeding van de werkelijke schade. De zin “onverminderd het recht van deze partij om nakoming, ontbinding, dan wel schadevergoeding te vorderen”  kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Dat kan worden uitgelegd als een bepaling waarbij naast boete, nakoming, ontbinding of schadevergoeding kan worden gevorderd. Het kan volgens de rechtbank ook zo worden opgevat alsof de wederpartij naast de boete ook nakoming of ontbinding kan vorderen, of géén boete maar wel schadevergoeding kan vorderen. Die onduidelijkheid komt volgens de rechtbank door het woord ‘danwel’. ‘Danwel’ betekent ‘of’ en niet ‘en’ zoals de koper suggereert.  

Het contra proferentem-beginsel

Nu de tekst van het boetebeding onduidelijk is en er niet is onderhandeld over de (tekst van) de boete, is de rechtbank van oordeel dat de bepaling conform het ‘contra proferentem-beginsel’ in het nadeel van de koper als opsteller van het beding dient te worden uitgelegd. De uitleg sluit volgens de rechtbank tevens aan bij de bedoeling van de wetgever om een boetebeding waarvan de strekking niet duidelijk is in het voordeel van de schuldenaar uit te leggen. De rechtbank legt de bepaling in dit geval uit alsof partijen niet van de wet afwijkende afspraken hebben gemaakt.

Conclusie

Uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland blijkt dat het essentieel is om een boetebeding duidelijk te formuleren. Hierdoor worden interpretatiegeschillen uit de weg gegaan en zijn de gevolgen van het inroepen van een dergelijk beding voor beide partijen helder.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Boetebeding opnemen? Let op de formulering!

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief