Deze blog is de eerste van de blogserie ‘de rechtspositie van de statutair bestuurder’.
Wanneer iemand de titel “CEO” of “directeur” gebruikt, is het niet altijd duidelijk wat deze titel inhoudt. Gaat het om statutair en titulair bestuurderschap van een vennootschap? Hoewel dit onderscheid in de praktijk niet altijd duidelijk is, zijn het statutair bestuurderschap enerzijds en het titulair bestuuderschap anderzijds wezenlijk verschillend van elkaar. Maar wat zijn deze verschillen precies en waar moet u op letten? Dat leggen we in deze blog uit.
Ten eerste wordt een statutair bestuurder van een vennootschap als zodanig officieel benoemd in een rechtsgeldig genomen benoemingsbesluit. Dit besluit wordt in de regel genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) van de vennootschap (zie artikel 2:132 BW voor de bv en artikel 2:242 BW voor de nv) en in bijzondere gevallen door de Raad van Commissarissen, na kennisgeving aan de AvA (zie artikel 2:162 BW voor de bv en artikel 2:272 BW voor de nv). Wordt een vennootschap opgericht? Dan worden de eerste statutair bestuurders in de akte van oprichting van deze vennootschap benoemd.
Ontbreekt een benoemingsbesluit? Dan kan in principe niet worden aangenomen dat een persoon is benoemd tot statutair bestuurder, ondanks dat dat deze bestuurder te goeder trouw heeft aangenomen dat hij als bestuurder is benoemd. De Hoge Raad heeft dit eerder geoordeeld en deze rechtsregel is daarna in de lagere rechtspraak herhaald, zoals wij bespreken in onze eerdere blog (niet behorend bij deze blogserie). Een benoeming kan dus niet volgen uit de gedragingen van een functionaris of uit een gewekt vertrouwen: het bestaan van een benoemingsbesluit is essentieel. In de wet is echter niet bepaald dat dit benoemingsbesluit schriftelijk moet zijn. Bij het ontbreken van een schriftelijk besluit, kan daarom ook aan de hand van feiten en omstandigheden worden afgeleid dat sprake is van een (niet-schriftelijk) benoemingsbesluit. Zo vormt de inschrijving in de Kamer van Koophandel in de praktijk een indicatie (maar geen beslissend bewijs) voor een rechtsgeldig genomen benoemingsbesluit.
Een titulair bestuurder daarentegen wordt niet officieel benoemd in een benoemingsbesluit, maar treedt als “gewone” werknemer in dienst van de vennootschap. Deze bestuurder krijgt een functie waaraan de titel “bestuurder” of “directeur” is verbonden, maar is, anders dan een statutair bestuurder, dus geen lid van het formele bestuur van de vennootschap.
Een ander onderscheid tussen een statutair bestuurder enerzijds en een titulair bestuurder anderzijds, ziet op de (vertegenwoordigings)bevoegdheden van deze bestuurder voor de vennootschap. Voor de statutair bestuurder geldt dat deze in beginsel bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen. Dit betreft een zelfstandige of gezamenlijke vertegenwoordigingsbevoegd, wat nader gespecificeerd is in de statuten of akte van oprichting van de vennootschap. De statutair bestuurder behoort ook als zodanig te zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Maar zoals hierboven al benoemd, is een dergelijke inschrijving niet beslissend en slechts een indicatie voor het bestaan van een benoemingsbesluit tot statutair bestuurder. Zie hierover ook de eerdere uitspraak de Hoge Raad.
Voor wat betreft de titulair bestuurder, beperken de bevoegdheden zich in beginsel tot de taken zoals deze zijn omschreven in de functieomschrijving of arbeidsovereenkomst van deze bestuurder. Daarmee is een titulair bestuurder in beginsel niet vertegenwoordigingsbevoegd voor de vennootschap. Overigens is het niet onmogelijk voor een titulair bestuurder om de vennootschap te vertegenwoordigen. In de praktijk wordt regelmatig op grond van artikel 3:60 lid 1 BW een volmacht verstrekt aan de titulair bestuurder om de vennootschap te vertegenwoordigen voor bepaalde zaken. Tekent een onbevoegde titulair bestuurder namens de vennootschap een contract? Dan is het in ieder geval goed in de volmacht van deze bestuurder te controleren op hij of zij vertegenwoordigingsbevoegdheid is. Lees in dat kader ook onze blog over toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid (niet behorend bij deze blogserie).
Een titulair bestuurder is dus een “gewone” werknemer. Hij heeft daarmee één rechtsbetrekking: een arbeidsrechtelijke. Wanneer de statutair bestuurder op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is bij vennootschap, is deze bestuurder naast formeel bestuurder van de vennootschap, ook werknemer van de vennootschap. Een statutair bestuurder heeft in dat geval een dubbele rechtsbetrekking: een vennootschapsrechtelijke én een arbeidsrechtelijke. Het onderscheid tussen een enkele en een dubbele rechtsbetrekking is essentieel, onder meer voor de ontslagbescherming van beiden bestuurders. Hoe dit verschil in de praktijk werkt, dat leggen we uit in de tweede blog van deze serie.
Daarnaast is het mogelijk dat een bestuurder geen arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap, maar een managementovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. In dat geval kan over het algemeen worden aangenomen dat de bestuurder niet in loondienst is. In het geval van de statutair bestuurder, heeft deze alleen een vennootschaprechtelijke rechtsbetrekking met de vennootschap. Om te voorkomen dat de Belastingdienst de managementovereenkomst desondanks aanmerkt als een arbeidsovereenkomst, met alle gevolgen van dien, is een juiste formulering van de managementovereenkomst van belang. In onze blog over de managementovereenkomst (niet behorend bij deze blogserie) gaan we nader in op de afspraken die in ieder geval moeten worden vastgelegd in de managementovereenkomst.
Al met al zitten er haken en ogen aan het onderscheid tussen de statutaire en titulaire bestuurder. Niet zelden ontstaan conflicten over de kwalificatie, benoeming of vertegenwoordigingsbevoegdheid van deze bestuurders. Alle reden dus om hier zorgvuldig mee om te gaan. Mocht u vragen hebben of advies wensen over deze onderwerpen, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Deze blog is onderdeel van de serie ontslag van de statutair bestuurder. In de volgende en tweede blog van deze blogserie, gaan we nader in op de ontslagbescherming van een statutair bestuurder die ook werknemer is.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.