Praktijkgebieden: Arbeidsrecht, Ondernemingsrecht, Vennootschapsrecht
Deze blog is de tweede van de blogserie ‘de rechtspositie van de statutair bestuurder’.
Een statutair bestuurder die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is bij een onderneming, heeft een bijzondere rechtspositie. De statutair bestuurder is naast werknemer van de onderneming namelijk ook formeel benoemd tot statutair bestuurder van deze onderneming. Maar hoe wordt in de praktijk omgegaan met deze dubbele rechtsbetrekking bij het ontslag van de bestuurder? Wat is de rechtspositie van de bestuurder bij ontslag? Geldt dezelfde ontslagbescherming voor een statutair bestuurder als voor een gewone werknemer? Dat bespreken wij in deze blog, waarbij we ons beperken tot het ontslag van statutair bestuurders van besloten of naamloze vennootschappen. Overigens kunnen ook bestuurders van stichtingen en verenigingen een dubbele rechtsbetrekking hebben. Dit hebben we nader togelicht in onze eerdere blog over het ontslag van Sywert van Lienden.
Ontslag van een statutair bestuurder leidt tot einde van de arbeidsovereenkomst
Een statutair bestuurder kan te allen tijde worden ontslagen door een daartoe bevoegd orgaan (zie artikel 2:134 BW voor de nv en artikel 2:244 BW voor de bv). Dit ontslag heeft tot gevolg dat ook automatisch de arbeidsovereenkomst van de bestuurder wordt beëindigd, zo bepaalde de Hoge Raad in de zogeheten ‘15 april-arresten‘. Volgens de Hoge Raad is ook de arbeidsrechtelijke functie inhoudsloos geworden, doordat de bestuurder is ontslagen en dus niet meer in functie is. Het uitvoeren van de bestuurstaken is immers niet meer mogelijk. In de praktijk betekent dit dat de ontslagbescherming van een statutair bestuurder aanzienlijk beperkter is dan de ontslagbescherming van een gewone werknemer. Wel is vereist dat sprake is van een redelijke ontslaggrond in de zin van van artikel 7:669 lid 3 BW. Gezien de functie inhoudsloos is geworden nu de bestuurder zijn taken niet meer kan uitvoeren, wordt in de regel gebruik gemaakt van de h-grond, waarvoor de vereiste onderbouwing in de praktijk relatief beperkt kan blijven. Tot slot moet duidelijk zijn dat de bestuurder binnen een redelijke termijn niet kan worden herplaatst in een andere passende functie binnen de organisatie (artikel 7:669 lid 1 BW). In de praktijk blijkt dit vaak niet mogelijk te zijn, gezien de hoge functie en het bijbehorend salaris van de bestuurder. Dit maakt bovendien dat dit vereiste nog wel eens over het hoofd gezien wordt in de praktijk. Desalniettemin moet ook hieraan zijn voldaan om een statutair bestuurder te kunnen ontslaan.
Uitzonderingen
Er geldt echter ook een aantal uitzonderingen op de bovengenoemde regel van de Hoge Raad dat het ontslag van een bestuurder automatisch leidt tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder. Wanneer namelijk sprake is van een wettelijk opzegverbod in de zin van artikel 7:670 BW, zoals het opzegverbod wegens ziekte, leidt ontslag van een statutair bestuurder niet automatisch tot het einde van de arbeidsovereenkomst. De bestuurder moet zich echter wel hebben ziekgemeld vóórdat hij de oproep voor de aandeelhoudersvergadering ontvangt. Een ziekmelding nádat deze oproep is verzonden, kan het voorgenomen ontslag via een aandeelhoudersvergadering dus niet meer blokkeren. Hoe deze oproep voor de aandeelhoudersvergadering precies werkt, leggen we uit in de derde blog van deze serie.
Daarnaast kunnen partijen ook afwijken van bovengenoemde hoofdregel door schriftelijk af te spreken dat de statutair bestuurder na zijn ontslag in dienst zal blijven van de vennootschap. Het ontslag van een bestuuder zal hiermee dus niet automatisch het dienstverband beëindigen.
Tot slot is in de literatuur en lagere rechtspraak een derde uitzondering aangenomen. Van deze uitzondering kan sprake zijn wanneer de statutair bestuurder feitelijk geen “echte” bestuurder is. Bijvoorbeeld, omdat het statutair bestuurderschap in praktijk beperkt is tot enkel formele verantwoordelijkheden, zoals het aftekenen op de jaarrekening. De werknemer fungeert dan alleen naar buiten toe als bestuurder. Lees in de eerste blog van deze serie meer informatie over het onderscheid tussen een statutair bestuurder en titulair bestuurder. In deze bovengenoemde uitzondering kan de rechter oordelen dat de bestuurder dezelfde ontslagbescherming heeft als een gewone werknemer.
Conclusie
De rechtspositie van een statutair bestuurder is dus een bijzondere. De feitelijke rol van de bestuurder blijkt in de praktijk vaak doorslaggevend voor de uiteindelijke ontslagbescherming van de bestuurder.
Deze blog is onderdeel van de serie ontslag van de statutair bestuurder. In de volgende en derde blog van deze blogserie, bespreken we stapsgewijs de ontslagprocedure de statutair bestuurder.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.