Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Op 26 september 2023 is het wetsvoorstel Werken waar je wilt verworpen door de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel beoogde de juridische basis voor het thuiswerken te versterken. Hoewel een ruime meerderheid in de Tweede Kamer voor invoering van de wet stemde, werd er in de Eerste Kamer onvoldoende steun gevonden. Wat hiervan de achtergrond is en wat dit betekent voor de praktijk, lees je in deze blog.
In Nederland is thuiswerken een niet-afdwingbaar recht van een werknemer. Hierover schreven wij eerder in onze blog van 10 augustus 2023. Op grond van artikel 2 Wet Flexibel Werken, kan een werknemer die langer dan 26 weken in dienst is bij een werkgever (met meer dan tien werknemers) een schriftelijk verzoek bij de werkgever indienen tot wijziging van de arbeidsplaats, bijvoorbeeld om thuis te werken. Het verzoek moet uiterlijk twee maanden voor de beoogde inwerkingtreding van de wijziging worden gedaan. Wil een werkgever dit verzoek afwijzen, dan moet hij dit schriftelijk en gemotiveerd doen, na overleg te hebben gepleegd met de werknemer in kwestie. Voor afwijzing van het verzoek hoeft een werkgever geen zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang te hebben, zoals wel vereist is bij een verzoek tot wijziging van de arbeidsduur of werktijd. Hierdoor ligt de lat voor afwijzing van een dergelijk verzoek niet hoog.
Maar door de afgelopen jaren is het thuiswerken in Nederland, als gevolg van de coronacrisis, sterk toegenomen. Hierdoor groeide ook de wens om het recht op thuiswerken wettelijk vast te leggen. Zodoende werd begin 2021 het initiatiefvoorstel Wet werken waar je wilt ingediend. Op grond van dit wetsvoorstel zou de werkgever verzoek tot wijziging van de arbeidsplaats van een werknemer alleen mogen afwijzen op grond van redelijkheid en billijkheid, waarbij er een deugdelijke belangenafweging wordt gemaakt en alle omstandigheden van het geval worden meegenomen. De lat voor het afwijzen van bijvoorbeeld een thuiswerkverzoek zou hiermee hoger komen te liggen.
In de Eerste Kamer was echter onvoldoende steun voor het wetsvoorstel. In het debat werd onder meer getwijfeld aan het nut en de noodzaak van een wettelijke basis voor thuiswerken, omdat werkgevers en werknemers hier met elkaar afspraken over kunnen maken. Daarnaast zou uit de jurisprudentie niet blijken dat een gebrek aan wettelijke basis een daadwerkelijk probleem is.
Met de verwerping van het wetsvoorstel, heeft de werknemer dus geen wettelijk recht op thuiswerken. Dit lijkt een bevestiging van de trend dat het thuiswerken op zijn retour is. Zo kondigde nota bene Zoom kort geleden nog aan dat hun personeel weer op kantoor moet werken.
Desalniettemin staat een werknemer niet geheel met lege handen. Zij kunnen op grond van de Wet flexibel werken een, weliswaar niet-afdwingbaar, verzoek doen om hun arbeidsplaats te wijzigen. Wil een werknemer een dergelijk verzoek doen? Dan moet hij in ieder geval 26 weken in dienst zijn en het verzoek uiterlijk 2 maanden voor de ingangsdatum, schriftelijk, indienen. Als een werkgever niet binnen een maand reageert op het verzoek, wordt het verzoek automatisch gehonoreerd. Daarnaast is een gesprek tussen werknemer en werkgever over de voorkeur van de werkplek altijd aan te raden. Wij helpen werkgevers en werknemers graag bij zulke gesprekken, verzoeken of overige vragen ten aanzien van thuiswerken. Neem gerust contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.