Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 21 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam Sywert van Lienden en Bernd Damme ontslagen als bestuurders van de Stichting Hulptroepen Alliantie (hierna: de Stichting) (ECLI:NL:RBAMS:2022:4160). Al eerder schreven wij een blog over de mogelijkheid tot ontslag van een bestuurder of commissaris bij een stichting op grond van artikel 2:298 BW. Uit de spraakmakende kwestie rond Sywert van Lienden blijkt dat de juridische mogelijkheid tot het ontslag van een bestuurder van een stichting ook in de praktijk relevant is.
Een bestuurder van een stichting kan op verzoek van een belanghebbende of van het Openbaar Ministerie worden ontslagen. Artikel 2:298 BW kent vier gronden voor ontslag. De bestuurder kan worden ontslagen:
Artikel 2:298 BW maakt het dus mogelijk op te treden tegen wanbeheer en andere tekortkomingen van bestuurders bij stichtingen. Hangende het onderzoek kan de rechtbank de bestuurder schorsen en voorlopige voorzieningen treffen (zoals het aanstellen van een tijdelijk bestuurder). Op grond van lid 3 van voornoemd artikel, kan de rechtbank bepalen dat de bestuurder die door de rechtbank wordt ontslagen in ieder geval gedurende vijf jaren na het ontslag van de stichting niet opnieuw bestuurder of commissaris van de stichting worden (het zogeheten ‘bestuursverbod’).
Aan het begin van de coronapandemie hebben Van Lienden en Damme de Stichting opgericht, die zich bezighield met het importeren van mondkapjes. Kort daarna hebben Van Lienden en Damme een commerciële onderneming opgericht met de naam Relief Goods Alliance B.V. (hierna: RGA). RGA hield zich eveneens bezig met het importeren van mondkapjes. Maar, in tegenstelling tot de Stichting, had de RGA wel een winstoogmerk. RGA is uiteindelijk gebruikt voor de veelbesproken mondkapjesdeal, een deal met de Nederlandse overheid om op grote schaal mondkapjes te importeren voor Nederlandse zorginstellingen.
In april 2022 hebben medewerkers van de Stichting de rechtbank verzocht de bestuurders te ontslaan. Eind april 2022 heeft de rechtbank in een eerste beschikking Van Lienden en Damme (hangende de procedure) geschorst en een tijdelijk bestuurder aangesteld.
De rechtbank oordeelt allereerst in haar uitspraak dat de medewerkers van de Stichting als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en dus ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Vervolgens stelt de rechtbank dat de Van Lienden en Damme onvoldoende voor ogen hebben gehad dat zij met de oprichting van de RGA als (indirect) aandeelhouders een belang verkregen dat conflicteerde met het belang van de Stichting. Volgens de rechtbank is de RGA immers een rechtstreekse concurrent van de Stichting. Van Lienden en Damme hebben zodoende een tegenstrijdig belang voor de Stichting doen ontstaan. Bovendien oordeelt de rechtbank dat het onderscheid tussen de Stichting en de RGA naar buiten onvoldoende duidelijk was.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat Van Lienden en Damme zich bij de vervulling van hun taak niet hebben gericht naar het belang van de Stichting door het creëren en laten voortbestaan van een belang dat tegenstrijdig was aan het belang van de Stichting. Volgens de rechtbank hebben de bestuurders ook in strijd met de statuten van de Stichting gehandeld. De rechtbank stelt dat zich daarom een ontslaggrond in de zin van artikel 2:298 BW voordoet (maar laat in het midden welke van de ontslaggronden van toepassing is).
Volgens de rechtbank hebben Van Lienden en Damme de belangen van de Stichting geschaad. De rechtbank ontslaat Van Lienden en Damme als bestuurders en legt een bestuursverbod van vijf jaar op.
Uit de Sywert-uitspraak blijkt hoe de rechter een verzoek tot het ontslag van een bestuurder van een stichting ingevolge artikel 2:298 BW beoordeelt. De rechtbank kijkt met name of de bestuurder de belangen van de stichting heeft geschaad. Gelet op de feiten die zich voor hebben gedaan rond de mondkapjesdeal van Sywert van Lienden, ziet de rechtbank voldoende aanleiding om te oordelen dat dit het geval is en maakt zij gebruik van haar bevoegdheid.
Joël Bouman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.