icon

Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting

Om het woningtekort binnen Nederland tegen te gaan, zijn er vanuit de overheid verschillende initiatieven ondernomen. Een van de initiatieven is gelegen in het onlangs door Minister De Jonge (de ‘minister’) aan de Tweede Kamer aangeboden wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting (het ‘wetsvoorstel’). Dit wetsvoorstel heeft ten doel de regie voor volkshuisvesting in handen van de overheden te krijgen.

Per brief van 7 maart 2024 (de ‘brief’) heeft de minister de Tweede Kamer geïnformeerd over het nut en de noodzaak van de invoering van het wetsvoorstel en de onderliggende regelgeving, te weten het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting en de conceptregeling versterking regie volkshuisvesting. Deze onderliggende regelgeving ligt op dit moment ter consultatie.

In deze blog wordt besproken wat de hoofdlijnen zijn van deze brief, met betrekking tot de onderliggende regelgeving.

Regierol voor de overheid

Om te bewerkstelligen dat er uiterlijk in 2030 bijna een miljoen nieuwe woningen – waarvan twee derde betaalbare koop- en huurwoningen – worden gerealiseerd, legt het wetsvoorstel de verplichting op aan het Rijk, de provincies en de gemeenten een volkshuisvestingsprogramma vast te stellen.

In het volkshuisvestingsprogramma moet opgenomen worden waar, hoeveel en voor welke doelgroepen – zoals bijvoorbeeld ouderen en studenten – provincies en gemeenten gaan bouwen. Provincies en gemeenten moeten in samenwerking daarbij zorgdragen voor voldoende bouwlocaties, zodat de landelijke doelen naar lokaal niveau worden vertaald.

Met de verankering van het wetsvoorstel in de Omgevingswet kunnen bovendien de instrumenten van de Omgevingswet worden ingezet om voor voldoende passende woningen te zorgen. Het Rijk en de provincies kunnen instructieregels stellen of instructies geven over hoeveel, waar en voor wie er wordt gebouwd. Voor zover medeoverheden er onderling niet uitkomen, blijft de mogelijkheid voor de minister bestaan in het uiterste geval locaties voor de bouw aan te wijzen.

Voldoende betaalbare woningen

Om voldoende betaalbare woningen te laten bouwen, bevat het wetsvoorstel de verplichting twee derde van alle nieuwbouw te laten bestaan uit betaalbare woningen voor zowel koop, als voor de middenhuur en sociale huur.

Voor de (vaak grotere) gemeenten die op dit moment een aandeel hebben in de sociale huur dat hoger is dan het landelijke gemiddelde (op dit moment 27%), wordt het verplicht om meer dan 40% van hun nieuwbouwopgave voor middeninkomens in te vullen. Voor de (vaak kleinere) gemeenten die een aandeel hebben in de sociale huur dat is gelegen onder het landelijk gemiddelde, geldt dat zij tenminste 30% van de sociale huurwoningen in hun nieuwbouwopgave moeten realiseren.

Doordat bij de realisatie van de betaalbare woningen de inzet van woningcorporaties hard nodig is, bevat het wetsvoorstel de mogelijkheid om geschillen tussen coöperaties en gemeenten over uitvoering en de prestatieafspraken aan de minister voor te leggen. De minister kan vervolgens op basis van advies van een landelijke adviescommissie een bindende uitspraak doen, zodat de coöperaties en gemeenten weer verder kunnen.

Versnelde procedures

Gelet op de constatering dat veel woningbouwtrajecten worden vertraagd door procedures tot aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tracht het wetsvoorstel de mogelijkheid te creëren bij algemene maatregel van bestuur projecten aan te wijzen waarbij de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Op dergelijke categorieën zou dan alleen beroep in één instantie mogelijk zijn en een uitsprakentermijn van zes maanden gelden. Zo wordt voor deze projecten sneller duidelijk of het plan kan doorgaan, wat in de praktijk kan resulteren in tijdwinst van een jaar of zelfs meer.

Om de besluitvorming over woning te vereenvoudigen en te versnellen heeft de minister aangegeven af te zien van de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking voor de projecten tot vijftig woningen. Dit zorgt ervoor dat onderbouwing voor de kleinschaligere projecten minder ingewikkeld wordt.

Tot slot heeft de minister aangekondigd in de regelgeving vast te leggen dat het op het eigen erf creëren van tijdelijke mantelzorgwoning bij bijgebouwen van woning vergunningsvrij zal worden.

Gelijke kansen en eerlijke verdeling

Het wetsvoorstel omvat ook de verplichting voor gemeenten om een huisvestingsverordening vast te stellen met een urgentieregeling. Achterliggende gedachte daarachter is om een goede balans in de woningvoorraad tussen gemeenten te vinden en alle gemeenten een evenwichtige bijdrage te laten leveren aan huisvesten van urgent woningzoekenden.

De huidige situatie is dat kleinere gemeenten veelal niet over een urgentieregeling beschikken, waardoor de groep urgent woningzoekenden vaak is aangewezen op de grotere gemeenten die wel beschikken over een urgentieregeling. Dit heeft weer tot gevolg dat de groep regulier woningzoekenden in de grotere gemeenten onvoldoende kans heeft op het vinden van een geschikte woning. Het uiteindelijke doel van de invoering van deze verplichting is gelegen in het beperken van het risico op leefbaarheidsproblemen die kunnen ontstaan zodra er een te grote concentratie van dergelijke huishoudens zich in een bepaalde buurt of wijk bevindt.

Slotopmerking

De onderliggende regelgeving van het wetsvoorstel ligt nog tot begin mei van dit jaar ter consultatie. De uitkomsten van de consultatieperiode zullen naar verwachting nog in het tweede kwartaal van dit jaar in de Tweede Kamer worden besproken. Zodra meer duidelijk wordt over het al dan niet invoeren van het wetsvoorstel en de onderliggende regelgeving, stellen wij u daar uiteraard van op de hoogte.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief