Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Het retentierecht in de bouwsector is de bevoegdheid van een schuldeiser om de nakoming van zijn verplichting tot teruggave van een andermans zaak op te schorten totdat zijn vordering wordt voldaan (artikel 3:290 e.v. BW). Meestal zal de eigen vordering de betaling van een geldsom betreffen, maar het toepassingsgebeid van het retentierecht is daartoe niet beperkt. Het kan dus ook om andere vorderingen gaan.
De retentor (de schuldeiser die het retentierecht uitoefent) kan de zaak die hij moet teruggeven onder zich houden, totdat hijzelf volledig is betaald. Aannemers oefenen retentierecht uit op zowel roerende als onroerende zaken. Voor de uitoefening ten aanzien van die laatste groep geldt als vereiste dat de retentor macht over de zaak uitoefent (in de bouw zie je regelmatig dat de aannemer een hek plaatst om de onroerende zaak, zodat enkel hij de macht daarover uitoefent). In geval het retentierecht betrekking heeft op roerende zaken is niet vereist dat de retentor de zaak feitelijk in zijn macht heeft. Het is ook mogelijk dat een ander de zaak voor hem houdt. Bij onroerende zaken is feitelijke macht daarentegen wel vereist. Over dit vereiste van machtsuitoefening hebben wij eerder geblogd.
Anders dan wat geldt voor eigendomsvoorbehouden en pand-, respectievelijk hyptheekrechten is niet vereist dat een retentierecht vooraf wordt bedongen. Het retentierecht volgt direct uit de wet. Maar in tegenstelling tot pand- en hypotheekhouders kan de retentor niet tot parate executie overgaan. Hij is ook geen separatist. Indien de retentor over een executoriale titel beschikt, kan hij executoriaal beslagleggen (onder zichzelf) en de zaak – volgens de regels die daarvoor gelden – executoriaal verkopen. Vervolgens kan hij zijn vordering met voorrang (boven allen tegen wie hij het retentierecht kan inroepen; dit kunnen ook pand- en hypotheekhouders zijn) verhalen op de opbrengst van de betreffende zaak.
Een belangrijk aspect en voordeel van het retentierecht is dat het zelfs blijft bestaan als de schuldenaar failliet gaat. Ook hierover hebben wij eerder een blog geschreven.
Uit het bovenstaande volgt wel dat de schuldeiser met het retentierecht een krachtig drukmiddel in handen heeft om de schuldenaar tot nakoming te bewegen, zelfs indien de schuldenaar failliet gaat. Bent u geconfronteerd met schuldenaren die hun verplichtingen niet nakomen, of met een schuldeiser die (beweert) rententierecht uit te oefenen en de aan u behorende zaak niet aan u teruggeeft? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Deze blog is onderdeel van de Serie zekerheidsrechten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.