Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Sinds deze zomer mag aan jongeren tot 27 jaar gedurende een langere periode (vier jaar in plaats van drie) méér opeenvolgende tijdelijke arbeidscontracten (vier in plaats van drie) worden aangeboden, zonder dat er sprake zal zijn van een vaste arbeidsovereenkomst.Achtergrond van deze – tijdelijke – aanpassing van de wet is dat er als gevolg van de kredietcrisis een stijging van werkloosheid onder jongeren wordt verwacht; het (opnieuw) aannemen van jongeren zou aantrekkelijker worden gemaakt wanneer werkgevers minder snel aan hen “vast” zouden zitten.Deze verruiming geldt niet alleen voor nieuwe werknemers; werkgevers mogen ook aan werknemers die nu aan hun derde tijdelijke contract bezig zijn een volgend tijdelijk contract aanbieden zonder dat dat gevolgen heeft. Enige voorwaarde (naast uiteraard dat door het vierde contract niet de totale toegestane termijn van vier jaar wordt overschreden) dat de werknemer op het moment dat het vierde contract ingaat nog geen 27 jaar oud is.De wetswijziging geldt aanvankelijk tot 1 januari 2012, welke periode kan worden verlengd tot 1 januari 2014 “bij gebleken effectiviteit”. Hoe die effectiviteit in de praktijk moet worden gemeten is niet duidelijk, de Minister heeft bij de parlementaire behandeling van deze wet erkend dat er überhaupt geen onderbouwing bestaat voor het idee dat de mogelijkheid méér dan drie tijdelijke contracten aan te gaan daadwerkelijk tot een grotere bereidheid bij werkgevers leidt werknemers (jong of niet) aan te nemen.
Een puntje van twijfel is of deze afwijkende behandeling van jongeren niet in strijd is met het door Europa geborgde anti-discriminatiebeginsel. Daarover is door de Nederlandse regeling geen advies gevraagd. Strikt genomen is het denkbaar dat een Nederlandse rechter, geconfronteerd met de stelling dat een vierde tijdelijk contract in strijd is met het Europees recht, oordeelt dat die stelling juist is en uitspreekt dat er tóch een overeenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Die kans dat een rechter in een procedure de Nederlandse wet terzijde schuift lijkt echter wel buitengewoon klein, en de Minister heeft aangegeven dat de Staat voor die situatie aansprakelijkheid draagt. Voor werkgevers hoeft dit punt daarom geen reden te zijn geen vierde tijdelijke contract aan te bieden aan een jongere werknemer.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.