Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Deze blog is onderdeel van de serie contractenrecht.
Rechtspersonen zoals een vennootschap, een vereniging of een stichting kunnen aan het rechtsverkeer deelnemen (artikel 2:5 jo. 3:32 BW). Voor het verrichten van feitelijke handelingen zijn zij echter afhankelijk van natuurlijke personen. Hoe werkt dit juridisch?
Natuurlijke personen kunnen bevoegd zijn om namens een rechtspersoon te handelen. Dit geldt in de eerste plaats voor bestuurders. Zij vertegenwoordigen in beginsel uit hoofde van hun functie de rechtspersoon. In sommige gevallen mogen zij dat zelfstandig doen. Een bestuurder is dan zelfstandig bevoegd om namens de rechtspersoon te handelen.
In andere gevallen is de bestuurder slechts bevoegd indien hij gezamenlijk met één of meer andere bestuurders optreedt. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat vermeld of bestuurders zelfstandig of gezamenlijk bevoegd zijn.
Ook anderen, zoals werknemers, kunnen een rechtspersoon binden, bijvoorbeeld als zij daarvoor een volmacht hebben gekregen. Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (artikel 3:60 lid 1 BW).
Er komt een overeenkomst tussen de achterman en een wederpartij tot stand als de tussenpersoon over een toereikende volmacht beschikte toen hij namens de achterman met de wederpartij contracteerde (artikel 3:60 lid 1 jo. 3:66 lid 1 BW).
Tussen de wederpartij en de tussenpersoon kan het onduidelijk zijn of de wederpartij een volmacht aan de tussenpersoon heeft verleend, omdat een volmacht ook stilzwijgend kan worden verleend (artikel 3:61 lid 1 BW). Misschien heeft de achterman de tussenpersoon daartoe uitdrukkelijk of stilzwijgend een volmacht verleend (artikel 3:33 jo. 3:61 lid 1 BW), en misschien heeft hij dat niet gedaan of willen doen, maar heeft de tussenpersoon daarop wel vertrouwd en mogen vertrouwen (artikel 3:35 jo. 3:61 lid 1 BW).
De wederpartij zou een beroep kunnen doen op artikel 3:61 lid 2 BW en kunnen stellen dat zij erop heeft vertrouwd en erop heeft mogen vertrouwen dat de tussenpersoon wel degelijk over een toereikende volmacht beschikte, en dat dit vertrouwen voor rekening en risico van de achterman dient te komen. Uit de tekst van artikel 3:61 lid 2 BW volgt dat daarvoor een verklaring of gedraging (toedoen) van de achterman nodig is, maar de Hoge Raad verruimde het criterium tot omstandigheden die voor rekening en risico komen van de achterman en waaruit naar verkeersopvattingen een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Zie onze eerdere blog.
Heeft u vragen over een volmacht en/of vertegenwoordiging bij het sluiten van een contract? Neem gerust contact op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.