Praktijkgebieden: Conflictoplossing, Ondernemingsrecht
Het vaststellen van het causaal verband is een klassiek probleem in het aansprakelijkheidsrecht. Voor dit probleem zijn verschillende oplossingen mogelijk. Die komen hierna aan bod.
De aanleiding voor deze blog is een recent arrest van de Hoge Raad. Daarin lag de vraag voor of de overheid drie cardiologen een schadevergoeding dient te betalen omdat een bevel tot sluiting van de afdeling cardiologie te lang is gehandhaafd.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg legt op 21 november 2012 aan het Ruwaard van Putten Ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis) het bevel op de afdeling cardiologie te sluiten. De reden is vooral een relatief hoog sterftecijfer. Dit sluitingsbevel blijft van kracht tot het ziekenhuis op 24 juni 2013 failliet wordt verklaard. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt nadien dat dit bevel ten onrechte is gehandhaafd in de periode van 17 december 2012 tot 24 juni 2013.
Drie cardiologen die werkzaam waren in het ziekenhuis stellen vervolgens de overheid aansprakelijk voor het voortduren van het bevel na 17 december 2012. Zij vorderen (i) een verklaring voor recht dat de overheid onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en (ii) vergoeding van hun materiële en immateriële schade.
De rechtbank maakt een schatting van de goede en kwade kansen die de cardiologen zouden hebben gehad indien het bevel na 17 december 2012 zou zijn komen te vervallen. Daarbij lijkt de rechtbank het leerstuk van de kansschade toe te passen: op basis van een kansberekening komt een daarmee corresponderend percentage van de schade voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst schadevergoedingen toe van € 122.211,60, € 87.803,08 en € 133.454,94 toe.
In hoger beroep spitst het debat zich nader toe op de juiste oplossing voor het causaliteitsprobleem. Het hof overweegt dat niet aan de vereisten voor toepassing van het leerstuk van de kansschade is voldaan. Het is namelijk niet op voorhand aannemelijk dat het handhaven van het bevel tot inkomens- of andere schade heeft geleid.
Volgens het hof moet echter nog steeds een inschatting van de kans worden gemaakt dat de cardiologen betaald werk hadden verkregen. Voor twee van de cardiologen is die kans 10% en voor de derde is dat 5%. Het hof wijst daarom schadevergoedingen toe van € 100.834,24, € 34.242,23 en € 32.947,52.
De conclusie van de Hoge Raad luidt dat het hof de overheid heeft veroordeeld naar rato van de waarschijnlijkheid dat de schade is veroorzaakt. Dat wekt de schijn dat het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid is toegepast. Evenwel vermeldt het hof dit niet expliciet.
In elk geval heeft het hof achterwege gelaten te motiveren waarom toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid hier geëigend was. Het hof heeft niet onderzocht in hoeverre aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan. Zo heeft het hof geen aandacht besteed aan de vraag of de vastgestelde kansen dat de schade door de normschending is veroorzaakt, niet zeer klein waren. Ook is niet beoordeeld of de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending deze toepassing in dit geval rechtvaardigen. Daarnaast is de vereiste terughoudendheid miskend, ofwel is het oordeel op dit punt niet gemotiveerd.
Deze onzuivere toepassing van een leerstuk kan logischerwijs de goedkeuring van de Hoge Raad niet wegdragen. De hiermee verband houdende cassatieklachten slagen en – na een aanvulling in een arrest van 18 november 2022 op dit punt – volgt verwijzing.
De Hoge Raad bevestigt met dit arrest dat over de toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid niet te licht moet worden gedacht. De in eerdere arresten uiteengezette toepassingsvoorwaarden lijken onverkort te gelden. Dat is nuttig voor de praktijk, vooral omdat in lagere rechtspraak soms losjes wordt omgesprongen met de toepassing van deze voorwaarden.
Aan het arrest valt op dat de Hoge Raad uitdrukkelijk vermeldt dat de cardiologen vergoeding van “inkomensschade (zuivere vermogensschade)” hebben gevorderd. De Hoge Raad lijkt daarmee twee dingen te benadrukken:
Interessant zal zijn wat na verwijzing de uitkomst van onderhavige zaak wordt. Een (deugdelijke) toetsing aan de voorwaarden voor toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid dient aldus nog plaats te vinden. In dit verband is van belang dat de door het hof vastgestelde kansen dat de schade door de normschending is veroorzaakt slechts 10% en 5% bedragen. Daarmee lijkt mij sprake te zijn van een zeer kleine kans op een causaal verband. In dat geval is toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid (en overigens ook het leerstuk van de kansschade) niet geëigend.
De Hoge Raad heeft een begrijpelijk en juist arrest gewezen. Het kan worden opgevat als een vingerwijzing voor rechters die geneigd zijn het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid toe te passen zonder dat de feiten daartoe aanleiding geven. Dit leerstuk blijft voorbehouden voor bijzondere gevallen en dient een ultimum remedium te blijven. Verder is het van groot belang dat een rechter voldoende motiveert waarom hij in een bepaald geval deze remedie toepast. Dat komt de rechtszekerheid ten goede.
Joram Verstoep schreef bij dit arrest een annotatie die is gepubliceerd in het tijdschrift Jurisprudentie Aansprakelijkheid, aflevering 2, 2023 (JA 2023/21).
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.