Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De Tweede Kamerleden Van der Graaf (CU), Van Dijk (SP), Thijssen (PvdA), Van der Lee (Groenlinks), Koekkoek (Volt) en Hammelburg (D66) hebben een wetsvoorstel ingediend waarmee zij beogen Nederlandse ondernemingen die internationaal opereren verantwoord en duurzaam te laten ondernemen. Actuele problematiek, getuige bijvoorbeeld de recente discussie over de rol van bepaalde ondernemingen bij het WK in Qatar.
In de kern houdt dit wetsvoorstel in dat Nederlandse ondernemingen die internationaal opereren verplicht worden de mogelijke nadelige gevolgen van hun activiteiten ten aanzien van de mensenrechten, arbeidsrechten en het milieu in een land buiten Nederland te beperken. Voor een specifieke categorie van ondernemingen worden ook regels geïntroduceerd met betrekking tot de zorgvuldigheid die zij in de productieketen in acht moeten nemen. Hiermee worden de bestaande (niet-bindende) OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen nadrukkelijker opgelegd aan ondernemingen.
Een eerste versie van dit wetsvoorstel is op 11 maart 2021 ingediend. Na het advies van de Raad van State zijn de nodige aanpassingen gemaakt. Op dit moment is het wetsvoorstel in behandeling bij de Tweede Kamer, waarna de behandeling bij de Eerste Kamer nog moet beginnen.
Het streven was om een deel van de wet met ingang van 1 januari 2023 in werking te laten treden. De bepalingen over het bestuursrechtelijk toezicht en de bestuursrechtelijke handhaving zouden per 1 juli 2023 gaan gelden en die over strafrechtelijke handhaving per 1 januari 2024. Verder is in het wetsvoorstel opgenomen dat een deel van de regels voor middelgrote ondernemingen vijf jaar later in werking treedt dan voor grote ondernemingen.
Een interessant aspect van dit wetsvoorstel is dat meer mogelijkheden ontstaan om Nederlandse ondernemingen aansprakelijk te stellen die buiten Nederland niet (voldoende) verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen. Op dit moment bestaat voor hen alleen de algemene norm van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) om niet in strijd te handelen met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze norm wordt met dit wetsvoorstel dus nader ingekleed door een meer specifieke zorgplicht te formuleren.
Het gaat hier om een open norm die in beginsel zowel door individuele benadeelden als door belangenbehartigers kan worden gehandhaafd. Zij kunnen een schadevergoedingsvordering instellen. Daarnaast behoren bijvoorbeeld het vorderen van een verklaring voor recht of een bevelsactie tot nakoming, al dan niet via een collectieve actie, tot de mogelijkheden. De toekomst moet uitwijzen in hoeverre dat ook op grote schaal gaat gebeuren.
Heeft u vragen over dit wetsvoorstel of de mogelijke aansprakelijkheid van een onderneming vanwege het niet (voldoende) verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.