Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
Zoals wij al eerder opmerkten in een blog, zal de Omgevingswet per 1 januari 2024 in werking treden. De Eerste Kamer stemde hiertoe positief eerder dit jaar, namelijk in maart. Het wetsvoorstel werd op 17 juni 2014 ingediend bij de Tweede Kamer. Ongeveer 10 jaar later treedt de wet dan eindelijk in werking.
Er waren eerder dit jaar – zelfs nog in de maanden november en december – wel nog tekenen van onrust over deze inwerkingtreding in de Eerste Kamer. Er was geen vertrouwen in een verantwoorde invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Zo dienden enkele partijen een motie in over het beschikbaar stellen van “voldoende financiële Rijksmiddelen en expertise” aan decentrale overheden, om schade bij “decentrale overheden, bouwplanontwikkelaars en consumenten” te voorkomen. Deze motie is aangenomen. Een andere motie had als doel dat demissionair minister Hugo de Jonge een schadefonds of een vergelijkbare voorziening moest optuigen, “waarop burgers en ondernemers een beroep kunnen doen als zij schade ondervinden”. Het gaat dan om schade door “voorzienbaar falen” van het DSO of het juridisch stelsel van de Omgevingswet. Deze motie is aangehouden.
Toch leidden beide moties – en dus het uitgesproken gebrek aan vertrouwen in een verantwoorde invoering – er niet toe dat de invoering van de Omgevingswet werd uitgesteld. Dus we zullen er over een paar dagen aan moeten geloven. Wel is de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen uitgesteld, en wel tot 1 juli 2024. Dit maakte de demissionair minister per brief van 11 september 2023 aan de Eerste Kamer bekend. De reden voor deze gefaseerde inwerkingtreding is dat de demissionair minister streeft naar een zo ‘zacht mogelijke landing’ van de Omgevingswet.
Per 1 januari 2024 geldt het regime van de Omgevingswet en alle regels die daaronder hangen (behalve dus vooralsnog de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen). Maar er is voorzien in overgangsrecht. Concreet houdt dit dan in dat voor bestaande vergunningen er per 1 januari 2024 van rechtswege een omgevingsvergunning ontstaat op grond van de Omgevingswet. Voor vergunningsaanvragen die per 1 januari 2024 worden ingediend, geldt het regime van de Omgevingswet. Voor vergunningsaanvragen die nog voor 1 januari 2024 worden ingediend, geldt voor het grootste gedeelte nog het oude regime tot:
Van belang is daarbij dat de van rechtswege verleende vergunning (de zogeheten ‘lex silencio positivo’) verdwijnt onder de Omgevingswet, ook voor de gevallen waarbij de vergunningsaanvraag nog vóór 1 januari 2024 is ingediend.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.