Praktijkgebieden: Contracten
Deze blog is onderdeel van de Serie Contractenrecht.
Bij overeenkomsten geldt in Nederland het fundamentele beginsel van contractsvrijheid: partijen mogen zelf bepalen met wie zij welke afspraken willen maken. In sommige gevallen gelden echter regels van dwingend recht, waarvan partijen niet mogen afwijken. Voor bepaalde, zogeheten bijzondere overeenkomsten bevat het BW echter speciale regelingen.
Kwalificatie als bijzondere overeenkomst
Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst kwalificeert als een bijzondere overeenkomst, dient eerst te worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. De naam die partijen aan de overeenkomst geven, doet hierbij niet ter zake. Het gaat om de overeengekomen rechten en verplichtingen. Hieronder geven wij twee voorbeelden.
Agentuurovereenkomst
Stel: partij A heeft zich verplicht om een vergoeding aan partij B te betalen indien partij B tussen partij A en een derde een overeenkomst tot stand brengt. De overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen dan aan de wettelijke omschrijving van de agentuurovereenkomst (art. 7:428 BW). Immers, partij B is dan een niet-ondergeschikte handelsagent, zonder vaste betrekking, die pas betaald krijgt zodra zij een overeenkomst tussen partij A en een derde tot stand heeft gebracht.
Bij een agentuurovereenkomst gelden verschillende regels van dwingend recht. Zo bestaat er een wettelijk voorgeschreven opzegtermijn (art. 7:437 lid 1 BW), waarvan niet kan worden afgeweken (art. 7:445 lid 1 BW). Ook niet indien partijen afspraken hebben gemaakt over de opzegtermijn. Als een partij zonder inachtneming van deze voorgeschreven termijn (en dus onregelmatig) opzegt, is zij automatisch verplicht de schade van de wederpartij te vergoeden, tenzij er een dringende reden voor opzegging was (art. 7:439 lid 1 BW). Ook deze schadeplichtigheid van de opzeggende partij kan niet worden beperkt omdat art. 7:439 BW geheel dwingendrechtelijk van aard is (art. 7:445 lid 1 BW).
Ongeacht het recht om schadevergoeding te vorderen, kan de agent daarnaast aanspraak maken op een klantenvergoeding. Die bedraagt maximaal zijn provisie over één jaar, mits de agent bewijst dat (i) hij klanten heeft aangebracht of lopende overeenkomsten ten voordele van de principaal heeft uitgebreid en (ii) de gevorderde vergoeding billijk is (art. 7:442 lid 1 BW). Ook hiervan kan niet vóór het einde van de overeenkomst ten nadele van de agent worden afgeweken (art. 7:445 lid 2 BW).
Huurkoopovereenkomst
Stel: partij A krijgt de verplichting om een zaak in gebruik aan partij B (niet-consument) te geven en de eigendom van die zaak pas na vervulling van de voorwaarden over te dragen. Partij B krijgt zowel de verplichting om een gebruiksvergoeding en onderhoudskosten te betalen en het risico van beschadiging en tenietgaan te dragen, maar ook het (optie)recht om na vijf jaar deze zaak over te kopen. De overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen dan aan de wettelijke omschrijving van de huurkoopovereenkomst (art. 7:84 lid 3 sub b BW). Immers, partij B draagt het economisch risico, maar de eigendom gaat niet meteen van partij A op partij B over. Ook heeft partij A niet de verplichting om gebreken te verhelpen en schade te vergoeden, zoals bij de huurovereenkomst (art. 7:206 jo. 7:208 jo. 7:209 BW).
Bij een huurkoopovereenkomst gelden ook weer verschillende regels van dwingend recht. Zo dient na de ontbinding van een huurkoopovereenkomst wegens een tekortkoming van partij B, verrekening plaats te vinden indien partij A daardoor in een betere vermogenstoestand zou raken dan bij het doorlopen van die overeenkomst (art. 7:92 lid 1 BW). Partij A mag bijvoorbeeld niet na ontbinding én eigenaar van de zaken blijven én alle niet betaalde én de resterende gebruiksvergoedingen opeisen. Dit zou leiden tot een verstoring van het evenwicht tussen partij A en partij B ten voordele van partij A.
Conclusie
Partijen mogen zelf bepalen met wie zij welke afspraken willen maken. Als er echter regels van dwingend recht gelden, zijn niet al die afspraken ook daadwerkelijk afdwingbaar. Sterker nog: het is mogelijk dat bepaalde afspraken zelfs verboden zijn. Bij het sluiten van overeenkomst is het daarom altijd van belang om goed na te gaan welke rechten en verplichtingen worden overeengekomen en of daar geen bijzonder regime op van toepassing is.
Zou u graag eens overleggen over uw overeenkomst? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Joram Verstoep is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.