Praktijkgebieden: Contracten
Deze blog is onderdeel van de Serie contractenrecht.
Wat kunt u het beste doen als uw wederpartij haar verplichtingen niet volledig nakomt? Hoe stelt u uw wederpartij in gebreke? Wanneer treedt verzuim in? Het antwoord op deze vragen bespreek ik aan de hand van een arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2019.
Feiten
In de zaak die tot dit arrest heeft geleid, heeft aannemer Fraanje de overeenkomst met onderaannemer Alukon ontbonden omdat Fraanje niet tevreden was over de werkzaamheden die Alukon had verricht. Fraanje heeft Alukon verschillende keren gesommeerd om binnen vrij korte termijnen haar werkzaamheden op andere wijze uit te voeren dan wel af te ronden. Fraanje heeft Alukon daarbij bovendien gesommeerd om binnen vijf dagen te verklaren dat zij deze werkzaamheden binnen de gestelde termijn zal uitvoeren. Alukon heeft niet of niet tijdig gedaan waartoe Fraanje haar had gesommeerd. Fraanje meende daarom te mogen ontbinden.
De vraag is of Fraanje dat ook mocht, omdat ter discussie stond of Alukon wel in verzuim verkeerde. Het verzuim is mogelijk niet ingetreden omdat Fraanje aan Alukon onredelijk korte termijnen heeft gesteld, zowel om na te komen alsook om te verklaren dát zij zou nakomen.
Wanprestatie en ontbinding
Als een schuldenaar tekortschiet in de nakoming van een verbintenis die voortvloeit uit een wederkerige overeenkomst, kan haar wederpartij deze overeenkomst in beginsel ontbinden (art. 6:265 lid 1 BW). Als het de schuldenaar nog vrij staat om zijn verplichtingen tijdig na te komen, dient hij eerst in verzuim te verkeren voordat zijn wederpartij tot ontbinding over kan gaan.
Ingebrekestelling en verzuim
De hoofdregel is dat verzuim pas intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft (art. 6:82 lid 1 BW). De functie van een ingebrekestelling is om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en daarmee te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is. Als de schuldenaar na het verstrijken van die termijn nog steeds niet is nagekomen, is hij vanaf dat tijdstip in verzuim. Het hangt van de omstandigheden van het geval af welke redelijke termijn voor nakoming aan de schuldenaar dient te worden gegund.
Bovengenoemde hoofdregel bij verzuim geldt onder meer niet als de schuldenaar binnen een fatale termijn dient na te komen. Als de schuldenaar in dat geval deze termijn ongebruikt laat verstrijken, treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in (art. 6:83 aanhef en onder a BW). Tevens treedt verzuim zonder ingebrekestelling in als een uit een onrechtmatige daad voortvloeiende verplichting of een verplichting tot schadevergoeding (in de zin van art. 6:74 BW) niet meteen wordt nagekomen (art. 6:83 aanhef en onder b BW) en als de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat hij niet zal nakomen (art. 6:83 aanhef en onder c BW).
Toekomstige tekortkoming
Als alleen sprake is van een toekomstige tekortkoming (vaak aangeduid als anticipatory breach) in de nakoming van een verplichting die nog niet opeisbaar is, kan de schuldeiser in een limitatief aantal gevallen toch tot het nemen van rechtsmaatregelen zoals de ontbinding van een overeenkomst overgaan. Dit kan indien (a) vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk is, (b) uit een mededeling van de schuldenaar blijkt dat hij zal tekortschieten of (c) de schuldeiser op goede gronden een tekortkoming vreest en de schuldenaar zich niet binnen een door de schuldeiser gestelde redelijke termijn bereid heeft verklaard om na te komen (art. 6:80 lid 1 aanhef en resp. onder a, b en c BW). In het laatste geval raakt de schuldenaar in verzuim omdat uit zijn houding blijkt dat verdere aanmaning nutteloos zou zijn (art. 6:82 lid 2 BW), de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat hij niet zal nakomen (art. 6:83 aanhef en onder b en c BW) dan wel op grond van de redelijkheid en billijkheid.
Oordeel Hoge Raad
De rechtbank en het hof hadden geoordeeld dat Fraanje de overeenkomst met Alukon niet kon ontbinden, omdat (nog) geen sprake was van verzuim aan de zijde van Alukon. De rechtbank en het hof vonden de termijnen die Fraanje aan Alukon had gesteld, te kort en dus niet redelijk.
De Hoge Raad lijkt echter niet zoveel moeite te hebben met deze termijnen, met name in het licht van de eerdere discussies tussen partijen. De Hoge Raad overweegt dat alle omstandigheden van het geval relevant zijn bij de beoordeling van de redelijkheid daarvan, waaronder de aan Alukon gestelde termijnen en de aan hem gerichte sommaties. Verder overweegt de Hoge Raad dat, nu Fraanje voorafgaand aan de aanmaning (zelfs niet-fatale) termijnen heeft gesteld en Alukon sommaties (ook zonder ingebrekestelling) heeft gestuurd, dit kon leiden tot verkorting van de redelijke termijn die Fraanje bij een daarop volgende aanmaning mocht hanteren. Ook acht de Hoge Raad het relevant dat Alukon niet afdoende heeft gereageerd op de sommaties van Fraanje om te bevestigen dat zij zou nakomen.
Conclusie
Het kan geen kwaad om uw wederpartij reeds in een vroeg stadium al (niet per se fatale) termijnen voor nakoming te stellen en bijtijds sommaties te versturen. Uiteindelijk kan dat u in een later stadium helpen in uw betoog dat u uw wederpartij geldig in gebreke hebt gesteld, dat haar verzuim is ingetreden en dat u de bevoegdheid hebt om de overeenkomst te ontbinden. Verder kan het stellen van dubbele termijnen (één voor de verklaring dat zal worden nagekomen en één voor de nakoming zelf) een nuttig en geoorloofd instrument kan zijn als u uw wederpartij maximaal onder druk wilt zetten om tijdig na te komen.
Zou u graag eens overleggen over het ontbinden van een overeenkomsten, het versturen van een sommatie of het stellen van een termijn? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Joram Verstoep schreef over het besproken arrest een artikel dat is gepubliceerd in het tijdschrift Bedrijfsjuridische Berichten (Bb 2019/92).
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.