Praktijkgebieden: Contracten
Vrije tijd is schaars. Door toedoen van een ander die tijd kwijtraken, kan bijzonder vervelend zijn. Maar kunt u die ander ook aanspreken om daarvoor een vergoeding te betalen? Over deze vraag heeft de Rechtbank Noord-Holland zich onlangs uitgelaten in haar uitspraak van 20 juni 2018.
Als tussen twee partijen een overeenkomst bestaat en één partij (een deel van) de overeenkomst niet nakomt, is zij in beginsel verplicht om de schade die de andere partij daardoor lijdt, te vergoeden (artikel 6:74 BW). Die andere partij moet daarvoor wel verschillende dingen aantonen, waaronder dat de schade die zij heeft geleden, is veroorzaakt doordat de overeenkomst niet is nagekomen. In de praktijk blijkt dat vaak niet eenvoudig.
Ook in onderhavige zaak speelt de discussie of door het niet-nakomen van een overeenkomst, schade is ontstaan. De feiten zijn als volgt. Eiser (de “Student”) sluit op 1 januari 2009 een studieovereenkomst met Nyenrode om naast zijn baan een parttime E-MBA-opleiding te volgen (de “MBA”). Als Nyenrode in 2013 constateert dat de accreditatie voor de MBA ontbreekt, informeert zij alle studenten daarover. De studenten kunnen kosteloos een vergelijkbare opleiding volgen of de helft van het collegegeld terugkrijgen. De Student kiest geen van deze twee opties, maar stopt in de loop van 2014 met de MBA.
De Student stel vervolgens Nyenrode aansprakelijk voor zijn schade. Volgens de Student is Nyenrode toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de studieovereenkomst. Onderdeel van die overeenkomst is immers dat Nyenrode een (geaccrediteerde) opleiding zou aanbieden die hem het recht zou verschaffen om een MBA-titel te voeren. Hij eist vergoeding van (i) het collegegeld, (ii) de rente over zijn studielening, (iii) zijn reiskosten, (iv) de loonsverhoging die hij is misgelopen en (v) – enigszins opmerkelijk – de vrije tijd die hij is verloren.
Nyenrode erkent dat zij in de nakoming van de studieovereenkomst tekort is geschoten. Zij betwist echter dat de Student daardoor schade heeft geleden. Volgens Nyenrode staat niet vast dat de Student überhaupt de MBA succesvol zou hebben afgerond. De Student heeft namelijk na vier jaar zijn buitenlandse praktijkopdracht en zijn thesis nog niet afgerond en hetgeen hij tot dusverre heeft aangeleverd, is niet van wetenschappelijk niveau.
De rechtbank constateert dat de Student inderdaad de nodige studievertraging heeft opgelopen, maar ook dat dat de Student de MBA louter op verzoek van zijn werkgever en dus niet uit liefhebberij volgde. Volgens de rechtbank kan daarom niet worden geconcludeerd dat de Student de MBA niet zou hebben afgerond als wel accreditatie had bestaan. Dat niet zeker is of de Student dat daadwerkelijk zou hebben gedaan, hoeft niet voor zijn rekening te komen. De rechtbank past daarom het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid toe: Nyenrode is aansprakelijk naar rato van de waarschijnlijkheid dat de Student de MBA-titel zou hebben behaald, hetgeen de rechtbank 90% waarschijnlijk acht.
De rechtbank oordeelt daarom dat Nyenrode voor 90% aansprakelijk is, maar dat niet alle door de Student opgevoerde schadeposten volledige toewijsbaar zijn. Zo hoeft Nyenrode enkel de helft van het collegegeld en de reiskosten te vergoeden (omdat de MBA zonder de bijbehorende titel ook enige waarde heeft gehad). Verder dient Nyenrode de betaalde rente over drie jaar van de studielening, de misgelopen loonsverhoging én de verloren vrije tijd te vergoeden. De rechtbank motiveert het toewijzen van deze laatste – ietwat bijzondere – schadepost als volgt (in r.o. 4.23):
“Wanneer het verlies van vrije tijd wordt opgevat als het teloor gaan van inspanning bestaande in een investering in persoonlijke ontwikkeling, is die inspanning als productieve arbeid te duiden en kan zij op geld worden gewaardeerd. Doordat de investering als gevolg van de tekortkoming niet het rendement heeft waarop [de Student] mocht rekenen, is geen sprake van “ander nadeel” maar van schade. De aard van die schade, gemist voordeel in de vorm van aanzien, carrièrekansen, status, is lastig op geld waardeerbaar. Daarom is het toelaatbaar om die schade abstract te begroten, door haar te stellen op de waarde van de uitgaven die zijn gedaan om de studie te volgen. Die “uitgaven” omvatten mede de opgeofferde, op geld waardeerbare eigen tijd. Vergoeding daarvan is in een constellatie als de onderhavige ook volstrekt redelijk te achten, zolang die vergoeding binnen de perken blijft, terwijl voor het geheel onvergoed laten van die aanzienlijke tijdsinvestering geen goede grond bestaat.”
Kortom: in het juiste geval kunt u – althans volgens de Rechtbank Noord-Holland – een vergoeding krijgen voor de vrije tijd die u bent verloren.
Joram Verstoep schreef bij deze uitspraak een annotatie die is gepubliceerd in het tijdschrift Jurisprudentie Aansprakelijkheid (JA) 2018, aflevering 10.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.