Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Het kalenderjaar 2016 is alweer lang voorbij. Maar hebt u uw jaarrekening over het boekjaar 2016 al gedeponeerd bij de het handelsregister van de Kamer van Koophandel? Niet, of te laat, deponeren van uw jaarrekening kan verstrekkende gevolgen hebben!
De deponeringsplicht geldt voor bv's, nv's, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, vof's en cv's waarvan alle beherende vennoten buitenlandse kapitaalvennoten zijn, sommige (commerciële) verenigingen en stichtingen, buitenlandse rechtspersoon met vestigingen in Nederland die in het land van herkomst ook een jaarrekening moeten publiceren en formeel buitenlandse vennootschappen (artikel 2:360 BW).
Van de hierboven beschreven ondernemingsvormen komt de bv het meest voor. Omdat de bv het meeste voorkomt, ga ik in deze blog uit van een bv. Let op: sommige termijnen verschillen voor de verschillende rechtspersonen.
Per 1 november 2015 is de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening in werking getreden. Met deze wet wordt de deponeringstermijn voor publicatie van de jaarstukken verkort. Hierover hebben wij eerder geblogd. De aangepaste termijnen gelden voor jaarrekeningen betreffende boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016. De meeste ondernemingen hebben een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar. Dat is echter niet zonder meer het geval.
Op grond van artikel 2:210 BW maakt het bestuur jaarlijks binnen 5 maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste 5 maanden door de algemene vergadering, een jaarrekening op. Na uitstel van 5 maanden bedraagt de maximale termijn voor het opmaken van de jaarrekening dus 10 maanden. De jaarrekening wordt vervolgens vastgesteld door de algemene vergadering.
De wet bevat geen termijn voor het vaststellen van de jaarrekening. Wel bepaalt artikel 2:394 lid 1 BW dat de jaarrekening binnen 8 dagen na de vaststelling, openbaar dient te worden gemaakt. Lid 2 van datzelfde artikel bepaalt dat als de jaarrekening niet binnen 2 maanden na afloop van de voor het opmaken voorgeschreven termijn (welke maximaal 10 maanden is) is vastgesteld door de algemene vergadering, de (de door het bestuur opgestelde maar nog niet door de algemene vergadering vastgestelde) jaarrekening moet worden gedeponeerd. Artikel 2:394 lid 3 BW geeft 12 maanden na afloop van het boekjaar als maximale termijn waarbinnen de jaarrekening moet zijn gedeponeerd. Bij een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar dient de jaarrekening 2016 dus uiterlijk op 31 december 2017 te worden gedeponeerd.
Van belang is evenwel dat met de invoering van de wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, belangrijke delen van ons vennootschapsrecht zijn gewijzigd en aan artikel 2:210 BW een nieuw lid 5 is toegevoegd. Artikel 2:210 lid 5 BW bepaalt thans dat in het geval alle aandeelhouders tevens bestuurder zijn, de ondertekening van de jaarrekening door de bestuurders eveneens geldt als vaststelling van de jaarrekening door de algemene vergadering, mits er wordt voldaan aan enkele andere vereisten. Dat heeft tot gevolg dat – strikt genomen – de termijn in dat geval wordt ingekort tot 10 maanden en 8 dagen, en de uiterste datum voor deponering van de jaarrekening 2016 dus 8 november 2017 is. In de rechtspraak wordt vooralsnog echter (voornamelijk) aangesloten bij de 12-maandentermijn van artikel 2:394 lid 3 BW.
Het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekeningen kan verstrekkende gevolgen hebben, het is een economisch delict (artikel 1 onderdeel 4 Wet op de economische delicten). Voor de praktijk veel belangrijker echter, is de sanctie van artikel 2:248 BW. Dat artikel bepaalt dat in geval van faillissement iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor het volledige faillissementstekort indien het bestuur onbehoorlijk heeft bestuurd en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Indien het bestuur niet aan de deponeringsplicht heeft voldaan staat op grond van artikel 2:248 vast dat het bestuur onbehoorlijk heeft bestuurd en wordt vermoed dat het onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is faillissement. Indien de bestuurders er niet in slagen dit vermoeden te weerleggen, zijn zij in dat geval dus hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele faillissementstekort. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen. Uit de rechtspraak blijkt echter dat de term "onbelangrijk verzuim" een nogal casuïstisch karakter heeft. Al met al betekent dat, dat indien het bestuur de jaarrekening niet (tijdig) heeft gedeponeerd en de vennootschap failliet gaat, het bestuur één-nul achter staat.
Kortom: 8 november 2017 en 31 december 2017 zijn nog maar een paar dagen, respectievelijk een paar weken, weg – dus zorg dat u niet te lang wacht met het deponeren van uw jaarrekening 2016.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.