Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Tot besluit van de serie zekerheden behandelen wij een voor de praktijk belangrijk en veelgebruikt instrument: verrekening.
Net als bij nakoming van een verbintenis, gaat de verbintenis door verrekening teniet. Daarnaast heeft verrekening bepaalde eigenschappen waardoor het de facto als een zekerheidsrecht heeft te gelden. Verrekening wordt (o.a.) behandeld in de artikelen 6:127 – 6:141 BW.
Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij (i) een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld (ii) jegens dezelfde wederpartij en (iii) hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering (artikel 6:127 lid 2 BW).
Als de omvang van de wederzijdse vorderingen niet gelijk is, gaan deze door verrekening teniet tot hun gemeenschappelijke beloop (het bedrag van de kleinste vordering). Het restant gaat niet teniet.
De regeling betreffende verrekening zoals opgenomen in de artikelen 6:127 – 6:141 BW betreft “aanvullend recht”. Door dit aanvullende karakter mogen partijen bij overeenkomst van deze regeling afwijken, en bijvoorbeeld de mogelijkheden van verrekening verruimen of juist (geheel) beperken.
In geval van faillissement wordt verrekening niet langer geregeld door de artikelen 6:127 – 6:141 BW, maar door artikel 53 – 55 van de Faillissementswet. Door het faillissement (van een of beide partijen) wordt de bevoegdheid tot verrekening verruimd. In dat geval bestaat de verrekeningsbevoegdheid al als beide vorderingen vóór het faillissement bestonden, of dat zij voortvloeien uit handelingen (waaronder ook begrepen: overeenkomsten) die vóór de faillietverklaring met de gefailleerde partij zijn verricht. Het is niet vereist dat de vordering al opeisbaar is. Over deze situatie hebben wij al eerder geblogd.
Met name in faillissementssituaties komt het karakter van verrekening als zekerheidsrecht naar boven. Door verrekening kan de schuldeiser van een failliete schuldenaar – zonder dat daarvoor medewerking van de schuldenaar of diens curator nodig is – zijn vordering (tot het gemeenschappelijke beloop) voldaan krijgen, terwijl andere schuldeisers met een veelal oninbare vordering achterblijven. Verrekening levert dus een feitelijke voorrang op. Als de schuldeiser zich kan beroepen op verrekening gaat het zelfs voor vóór pandrecht, hypotheekrecht of retentierecht.
Voor vragen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van verrekening, bent u bij ons aan het juiste adres. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.