Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Hoofdregel is dat schuldeisers zich kunnen verhalen op het gehele vermogen van hun schuldenaar (artikel 3:276 BW) en dat zij onderling gelijk recht hebben om uit de netto-opbrengst (van de executie) van de goederen van hun schuldenaar te worden voldaan (artikel 3:277 lid 1 BW). Uitzonderingen op deze hoofdregel volgen slechts uit de wet. Zo kunnen de schuldeiser en schuldenaar niet onderling bepalen dat de vordering van de schuldeiser boven andere vorderingen met voorrang zal kunnen worden verhaald. Het omgekeerde is wel mogelijk; de schuldenaar en schuldeiser kunnen wel onderling bepalen dat de vordering van de schuldeiser wordt achtergesteld.
Indien de schuldenaar niet al zijn schulden kan voldoen, zoals vaak voorkomt in faillissementen, is van belang welke onderlinge rang de verschillende schuldeisers innemen. Daar worden voorrechten interessant. Een voorrecht geeft namelijk een hogere rang bij de verdeling. Voorrechten volgen slechts uit de wet en worden onderverdeeld in bijzondere voorrechten die de schuldeiser slechts een hogere rang geven op de opbrengst van een bepaald goed, en algemene voorrechten die de schuldeiser een hogere rang geven op alle goederen van de schuldenaar.
– een vordering tot voldoening van kosten, tot behoud van een goed gemaakt, is bevoorrecht op het goed dat aldus is behouden (artikel 3:284 BW);– een vordering wegens bearbeiding van een zaak uit hoofde van een overeenkomst van aanneming, is (onder voorwaarden) op die zaak bevoorrecht (artikel 3:285 BW); en– een vordering van de vve op een appartementseigenaar is bevoorrecht op het appartementsrecht (artikel 3:286 BW).
– een vordering in verband met kosten van de aanvraag tot faillietverklaring indien het faillissement op de aanvraag is uitgesproken (artikel 3:288 sub a BW);– een vordering van een werknemer op zijn werkgever in verband met reeds vervallen termijnen van pensioen (artikel 3:288 sub c BW); en– een vordering van een werknemer op zijn werkgever in verband met achterstallig salaris (artikel 3:288 sub e BW).
Het komt in de praktijk geregeld voor dat voorrechten samenlopen met andere rechten waaraan voorrang verbonden is, zoals bijvoorbeeld pand of hypotheek, retentierecht en andere voorrechten. Een compleet overzicht van welke schuldeiser welke rang inneemt gaat deze blog te buiten (daarover worden handboeken volgeschreven). Ruwweg geldt de volgende rangorde – let op: er zijn veel uitzonderingen:
1. retentierecht (onder voorwaarden; artikel 3:291 en 3:292 BW);2. pand en hyptheek;3. bijzonder voorrecht;4. algemeen voorrecht; en5. de overige schuldeisers.
Indien u te maken krijgt met het faillissement van uw schuldenaar, is het mogelijk dat u een hogere rang inneemt dan overige schuldeisers, bijvoorbeeld omdat aan uw vordering een voorrecht verbonden is. Het kan zeker lonen daar onderzoek naar te doen. Wij zijn u graag van dienst.
Deze blog is onderdeel van de Serie zekerheidsrechten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.