Te vroeg voor Didam: planvorming is nog geen uitgifte
In een recente uitspraak van 21 mei 2025 (ECLI:NL:RBLIM:2025:4909) heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van de zogenoemde Didam-regels in het kader van gebiedsontwikkeling. Centraal stond de vraag of de gemeente in strijd met de zogenoemde Didam-regels had gehandeld door Steelhaven niet te betrekken bij het overleg over de herinrichting van de stadshaven.
Wat speelde er?
De zaak draait om de herontwikkeling van de Roerdelta in Roermond, waaronder de stadshaven. Havenexploitant Steelhaven is al sinds de jaren ’80 actief in het gebied en vreesde buitenspel te worden gezet bij de toekomstige exploitatie van de haven. De gemeente voerde in de afgelopen jaren gesprekken met twee andere exploitanten, maar niet met Steelhaven. Steelhaven deed herhaaldelijk verzoeken om alsnog te worden betrokken en stapte uiteindelijk naar de rechter. Volgens Steelhaven handelde de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel en met de uitgangspunten van de Didam-arresten.
Didam-arresten
De Hoge Raad oordeelde in 2021 (Didam I, ECLI:NL:HR:2021:1778) en 2024 (Didam II, ECLI:NL:HR:2024:1661) dat overheden bij de uitgifte van schaarse rechten – zoals verkoop of verhuur van grond – verplicht zijn om mededinging te organiseren als er meer dan één serieuze gegadigde is. Dat betekent: objectieve en toetsbare selectiecriteria, transparantie en gelijke kansen.
Marktconsultatie in planvormingsfase
De voorzieningenrechter overwoog dat de gemeente op dit moment nog geen concreet voornemen tot uitgifte van exploitatierechten heeft. De gemeente bevindt zich nog in de fase van planvorming, waarin zij informatie verzamelt en de markt consulteert – en dat is iets anders dan de fase waarin schaarse rechten daadwerkelijk worden uitgegeven. In de planfase heeft de gemeente beleidsvrijheid en is zij niet verplicht alle mogelijke gegadigden te betrekken. Het enkele feit dat met sommige partijen wél overleg is gevoerd, maakt dat niet anders.
Volgens Steelhaven hadden de gesprekken met de twee andere exploitanten tot een ongelijk speelveld geleid. De rechter oordeelt dat Steelhaven niet aannemelijk heeft gemaakt dat de input van de andere exploitanten één-op-één is overgenomen of dat selectiecriteria specifiek op hen zijn toegesneden. Daarmee is volgens de rechter geen sprake van bevoordeling of uitsluiting in de zin van de Didam-regels.
De gemeente heeft ter zitting verklaard dat zij zich bewust is van haar verplichting om – zodra tot uitgifte wordt overgegaan – een selectieprocedure te organiseren. Steelhaven kan dan als gegadigde gewoon meedingen. Daarmee is – zo oordeelt de rechter – de vrees van Steelhaven voor uitsluiting op dit moment te voorbarig.
Conclusie
Niet elk beleidsvoornemen, overleg of conceptplan valt onder de werking van het gelijkheidsbeginsel zoals uitgewerkt in de Didam-arresten. De Didam-regels gelden pas zodra de overheid daadwerkelijk voornemens is om een tot uitgifte over te gaan. Tot die tijd blijft er ruimte voor overleg en beleidsontwikkeling – ook als dat (nog) niet met iedereen gebeurt.