Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Al langer is duidelijk dat het concurrentiebeding veelal wordt gebruikt om werknemers te binden aan de werkgever. Daarmee schiet het concurrentiebeding zijn doel, het beschermen van het bedrijfsdebiet van een werkgever, voorbij. Minister van Gennip (SZW) heeft om die reden het wetsvoorstel Wet modernisering concurrentiebeding ter internetconsultatie ingediend. Dit wetsvoorstel wijzigt – en vermeerdert vooral – de vereisten voor gebruik van het concurrentiebeding en het nauw verwante relatiebeding. Wij zetten de belangrijkste mogelijke wijzigingen uiteen.
De wettelijke vereisten voor gebruik van een concurrentiebeding zijn op dit moment beperkt. Het concurrentiebeding moet schriftelijk zijn overeengekomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een meerderjarige werknemer. In arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in schriftelijke motivering van de werkgever nodig waaruit blijkt dat het concurrentiebeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
Waar de huidige wet een positieve benadering (het concurrentiebeding is geldig, tenzij) hanteert, gaat de nieuwe regeling uit van een negatieve benadering. Het concurrentiebeding is in beginsel nietig, tenzij:
Eveneens nieuw zijn bepalingen die regelen wanneer een werkgever het concurrentiebeding kan en moet inroepen. Een werkgever zal bij het eindigen van de arbeidsovereenkomsten schriftelijk moeten aangeven dat hij zich op het concurrentiebeding beroept én voor welke periode hij zich op het beding beroept.
Wanneer een werkgever schriftelijk moet aangeven dat hij zich op het concurrentiebeding beroept is afhankelijk van de wijze van beëindiging. Deze mededeling moet in beginsel uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst plaatsvinden, bijvoorbeeld wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt. Bij opzegging door de werkgever moet de mededeling op de datum van de opzegging worden gedaan en bij ontslag op staande voet of bij ontbinding via de kantonrechter moet de mededeling uiterlijke twee weken na datum van opzegging respectievelijk de dagtekening van de uitspraak worden gedaan.
Bij de mededeling zal een werkgever de periode waarin hij zich op het concurrentiebeding beroept moeten vermelden. Daarbij kan een werkgever het concurrentiebeding alleen inroepen voor een periode die bestaat uit volledige maanden, met een maximum van een jaar.
Volgens het wetsvoorstel is de werkgever voor elke maand dat hij zich beroept op het concurrentiebeding een vergoeding verschuldigd ter hoogte van de helft van het loon van de werknemer. Als de beperking tien maanden duurt, zal de vergoeding dus in beginsel vijf maandsalarissen bedragen. Hiervan mag in de arbeidsovereenkomst slechts ten voordele van de werknemer worden afgeweken door een hogere vergoeding overeen te komen. In een vaststellingsovereenkomst kan daarentegen wel worden overeengekomen dat geen vergoeding verschuldigd is.
Het wetsvoorstel ligt tot 15 april 2024 ter internetconsulatie. Hierna wordt het wetsvoorstel, al dan niet in gewijzigde vorm, naar de Tweede Kamer gezonden. Wij zullen zeker onze input met de Minister delen. Uiteraard houden wij u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen omtrent het concurrentiebeding. Meer weten? Neem gerust contact op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.