Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Ondernemingsrecht, WHOA
Tegen beslissing van de rechtbank in een WHOA-procedure staat geen hoger beroep open. Dat volgt uit artikel 369 lid 10 Fw. Het Gerechtshof Den Haag oordeelt in zijn arrest van 11 april 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:721), in lijn met artikel 369 lid 10 Fw, dat tegen een vonnis houdende een afwijzing van een homologatieverzoek geen hoger beroep open staat.
Een schuldenaar heeft een WHOA-traject doorlopen. In dat kader heeft de aangewezen herstructureringsdeskundige zeven akkoorden aan belanghebbenden aangeboden en vervolgens de rechtbank Rotterdam verzocht deze akkoorden te homologeren. Bij vonnis van 13 maart 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:3091) heeft de rechtbank het verzoek tot homologatie afgewezen.
Artikel 369 lid 10 Fw luidt als volgt.
“Tegen de beslissingen van de rechtbank in het kader van deze afdeling staat geen rechtsmiddel open, tenzij anders is bepaald.“
De schuldenaar meent evenwel dat het rechtsmiddelenverbod niet geldt voor situatie waarin de rechtbank homologatie afwijst. Daarnaast zijn er in dit geval volgens de schuldenaar gronden om dit appelverbod te doorbreken.
Het hof verwerpt het hoger beroep van de schuldenaar tegen het vonnis van de rechtbank waarin het homologatieverzoek werd afgewezen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
“Artikel 369 lid 10 Fw geldt ook voor een vonnis waarin een verzoek tot homologatie van akkoorden wordt afgewezen
4.3. Zoals hiervoor door het hof is vooropgesteld heeft de wetgever (meermaals) een uitdrukkelijke keuze gemaakt om geen (regulier) hoger beroep open te stellen voor WHOA-beslissingen. Het hof verwerpt het standpunt van [schuldenaar] dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 369 lid 10 Fw niet geldt voor een vonnis waarin een homologatieverzoek wordt afgewezen. De wettekst bevat hiervoor geen aanknopingspunten. Ook valt deze uitleg niet af te leiden uit andere bepalingen met betrekking tot WHOA-afdeling in de Fw. Er is in dit geval geen reden of wettelijk aanknopingspunt gegeven op basis waarvan deze mogelijkheid alsnog zou moeten worden geboden.Geen grond voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod in dit geval4.4. Volgens vaste rechtspraak kan een wettelijk rechtsmiddelenverbod worden doorbroken indien:de rechter buiten het toepassingsgebied van een bepaling is getreden,een bepaling ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, ofbij de behandeling van de zaak een zo fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. (…)“
4.3. Zoals hiervoor door het hof is vooropgesteld heeft de wetgever (meermaals) een uitdrukkelijke keuze gemaakt om geen (regulier) hoger beroep open te stellen voor WHOA-beslissingen. Het hof verwerpt het standpunt van [schuldenaar] dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 369 lid 10 Fw niet geldt voor een vonnis waarin een homologatieverzoek wordt afgewezen. De wettekst bevat hiervoor geen aanknopingspunten. Ook valt deze uitleg niet af te leiden uit andere bepalingen met betrekking tot WHOA-afdeling in de Fw. Er is in dit geval geen reden of wettelijk aanknopingspunt gegeven op basis waarvan deze mogelijkheid alsnog zou moeten worden geboden.
Geen grond voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod in dit geval
4.4. Volgens vaste rechtspraak kan een wettelijk rechtsmiddelenverbod worden doorbroken indien:
Het hof oordeelt dat de rechtbank binnen de kaders van haar rechterlijke bevoegdheden is gebleven en dat geen sprake is van schending van een fundamenteel beginsel, zoals hoor en wederhoor. Evenmin is naar het oordeel van het hof sprake van een verrassingsbeslissing, noch daargelaten of dat voldoende grond zou zijn om het wettelijk rechtsmiddelenverbod te doorbreken. Het hof oordeelt tot slot dat uit artikel 16 Herstructureringsrichtlijn niet een recht op hoger beroep volgt.
Het hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep van de schuldenaar tegen het afwijzen van zijn homologatieverzoek moet worden verworpen.
Ondernemers kunnen door het aanbieden van een akkoord veel winnen. Hebt u vragen over de WHOA, een herstructureringsakkoord of een dreigend faillissement? Neem gerust contact op met een van onze specialisten op het gebied van de WHOA en het insolventierecht. Wij zijn u graag van dienst!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.