Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) deed op 1 maart 2023 een belangwekkende uitspraak (ECLI:NL:RVS:2023:772) over de toetsing van formele wetgeving, namelijk de Wet kinderopvang. In het kort lag de vraag voor of deze wet, en in het bijzonder een bepaling over dat ouders kinderopvangtoeslag met een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden kunnen aanvragen, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
In Nederland is het niet mogelijk om (formele) wet- en regelgeving te toetsen aan de Grondwet. Dit volgt direct uit het toetsingsverbod ex artikel 120 Grondwet. Wel kan wetgeving volgens artikel 94 Grondwet worden getoetst aan internationaal recht, waarin veel grondrechtelijke bepalingen te vinden zijn. De ratio van het toetsingsverbod is te voorkomen dat de rechter treedt in politieke of beleidsmatige belangenafwegingen die door de wetgever zijn gemaakt. Ook mag de wet niet worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen, hiervoor is artikel 11 van de Wet algemene bepalingen relevant. Dit artikel bepaalt dat een rechter niet de billijkheid van een wet mag beoordelen. Dit is onderdeel is aan bod geweest in het Landbouwvliegers-arrest (ECLI:NL:HR:1986:AC9354), waaruit kort gezegd volgt dat hoewel de rechter de formele wet niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen, lagere wetgeving wél aan deze beginselen mag worden getoetst.
Maar de rechter kan de wet wel ‘beginsel conform’ uitleggen. Dit houdt in dat de wet zodanig wordt uitgelegd, dat deze in lijn is met de algemene rechtsbeginselen (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:3535). Beginselconforme uitleg van de wet is niet altijd mogelijk. De wet moet voorzien in deze mogelijkheid. En anders kan de rechter ook de rechtsbeginselen contra legem toepassen. Dit houdt in dat wordt beoordeeld of de wetgever bepaalde omstandigheden had verdisconteerd bij totstandkoming van desbetreffende regeling. Een belangrijk arrest hierover is het Harmonisatie-arrest (ECLI:NL:HR:1989:AD5725). Er moet er sprake zijn van bijzondere omstandigheden, wil de contra legem toepassing aan de orde zijn. In het Harmonisatiewet-arrest zijn deze bijzondere omstandigheden uiteengezet. In het kort komt het erop neer dat het moet gaan om een situatie die bij de vaststelling van de wet niet bedoeld en voorzienbaar was én ingaat tegen de (ongeschreven) rechtsbeginselen.
Dan weer terug naar de uitspraak van 1 maart 2023. Voordat de Afdeling deze uitspraak deed, is om een conclusie gevraagd aan staatsraad Advocaat-Generaal Snijders (ECLI:NL:RVS:2022:1441). Heel kort gezegd was in deze conclusie neergelegd dat toetsing van formele wetgeving in voorliggende gevallen alleen mogelijk was als er bijzonder omstandigheden waren die de wetgever niet onder ogen heeft gezien bij totstandkoming van de wet (de zojuist besproken contra legem toepassing).
De Afdeling is in onderhavige uitspraak ook op deze contra legem toepassing ingegaan en heeft beoordeeld of sprake was van deze bijzondere omstandigheden die de wetgever bij de totstandkoming van de Wet op de kinderopvang niet heeft verdisconteerd (oftewel: niet heeft bedoeld en voorzien). De Afdeling concludeerde dat er geen sprake is van zulke bijzondere omstandigheden. Volgens de Afdeling heeft de wetgever bij de totstandkoming van de aangevochten driemaandentermijn onder ogen gezien wat de consequentie van deze termijn zou zijn voor ouders die een te late aanvraag indienen (namelijk: dat zij hun rechten dan verspelen). Kortom, deze omstandigheid/consequentie was bij de vaststelling van deze wet bedoeld en voorzien door de wetgever. Hierom oordeelde de Afdeling dat in dit geval de wet niet kon worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Hiermee blijft de strekking van het Harmonisatie-arrest uit 1989 overeind.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.