Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Op 9 december 2022 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel verplichte certificering voor uitzendbureaus. Dit wetsvoorstel bepaalt dat alle ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen in de zin van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (Waadi) naar verwachting vanaf 1 januari 2025 over een certificaat moeten beschikken. Hieronder vallen onder meer uitzenders, payrollers, detacheerders en doorleners.
Zonder certificaat mogen deze bedrijven vanaf 2025 geen arbeidskrachten plaatsen bij opdrachtgevers. Als de uitlener niet voldoet aan de certificeringsplicht, kan een boete worden opgelegd door de Arbeidsinspectie. Ook inleners riskeren een boete als zij arbeidskrachten inlenen van niet-gecertificeerde uitleners. Het doel van dit wetsvoorstel is het verbeteren van werk- en woonomstandigheden van arbeidskrachten en het waarborgen van een gelijk speelveld voor uitleners en inleners. Eerder schreven wij een blog over de implementatie van de Europese Richtlijn 2008/104/EG ter verbetering van de positie van uitzendkrachten.
Alle uitleners moeten onder de nieuwe wet in 2024 een certificaat hebben aangevraagd. De certificerende instelling (CI) verstrekt een certificaat aan een uitlener als is voldaan aan de volgende voorwaarden, naast de geldende eisen van het SNA-keurmerk:
1. Betaling van het juiste loon op basis van de loonverhoudingsnorm. Een arbeidskracht moet dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als werkenden in vergelijkbare functies bij de inlener.
2. Een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor rechtspersonen. De VOG mag niet ouder zijn van drie maanden op het moment van overlegging. Bij een wisseling van bijvoorbeeld bestuurders, vennoten, maten of beheerders, moet opnieuw een VOG worden overgelegd. Deze verplichting geldt niet voor buitenlandse ondernemingen, aangezien zij geen VOG voor rechtspersonen kunnen aanvragen.
3. Een bankgarantie van € 100.000. Een uitlener die ten minste vier jaar arbeidskrachten ter beschikking stelt, is onder aanvullende voorwaarden vrijgesteld van deze verplichting. Voor startende uitleners geldt bij de aanvraag van een voorlopig certificaat een verlaagde garantiesom van € 50.000, maar deze na zes maanden moet een bankgarantie voor het volledige bedrag worden overgelegd.
4. Het aanbieden van gecertificeerde huisvesting. Wanneer een uitlener huisvesting aanbiedt, moet de huisvesting ofwel worden aanboden door een woningcorporatie ofwel voldoen aan bij cao gestelde eisen en daarvoor gecertificeerd zijn. Als de uitlener de verhuurder is, moet deze bijvoorbeeld een SNF-certificering hebben.
5. Informatie over veiligheid op de werkplek. Voor toekenning van het certificaat moet de uitlener aantonen dat hij voldoet aan de reeds bestaande doorgeleidingsplicht (artikel 11 van de Waadi). Dit houdt in dat de uitlener informatie over veiligheid op de werkplek van de inlener aan de arbeidskracht verstrekt.
6. Controle op pensioenaansluiting.Arbeidskrachten moeten zijn aangesloten bij de juiste pensioenuitvoerders. Dit vereiste zal nog nader worden ingevuld in de nieuwe wet.
De g-rekening
Tot slot wil het kabinet het gebruik van de g-rekening stimuleren. De g-rekening is een geblokkeerde rekening van de uitlener waar 30% van de factuur door de inlener op wordt gestort. Het doel hiervan is zekerheid van liquide middelen ter betaling van belastingen en premies voor de arbeidskrachten. Onder de nieuwe wet kan de inlener volledige vrijwaring van de inlenersaansprakelijkheid krijgen als de uitlener 35% van de factuur op de g-rekening stort (mits de uitlener over een certificaat beschikt).
Naar verwachting zal het wetsvoorstel, na goedkeuring door de Eerste en Tweede Kamer, in 2024 in werking treden. Vervolgens moet elke uitlener in 2024 een certificaat hebben aangevraagd bij de CI. De uitlener zal dan moeten aantonen dat is voldaan aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een certificaat. Uitleners doen er daarom goed aan om in kaart te brengen aan welke voorwaarden zij nog niet voldoen en wat nodig is om hier wel aan te voldoen. Als uitleners dit tijdig doen en vóór 1 augustus 2024 een certificaat aanvragen, vallen ze onder de overgangsregeling. Dit betekent dat, als het certificaat nog niet is toegewezen vóór 1 januari 2025, de uitlener de werkzaamheden niet hoeft te staken en in ieder geval kan blijven uitlenen tot het besluit is genomen.
Hebt u vragen over de certificeringsplicht, de voorwaarden voor een certificaat of wenst u de certificaat aanvraag geheel uit handen te geven? Wieringa Advocaten heeft een team van arbeidsrecht specialisten die u hier graag bij helpen. Neem gerust contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.