Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In een uitspraak van de kantonrechter (rechtbank Gelderland) (ECLI:NL:RBGEL:2022:2989) van 15 juni 2022 wordt helder uiteengezet wat nodig is voor een succesvol beroep op de artikel 42 Fw-pauliana (faillissementspauliana).
Het ging in deze zaak om de voldoening van facturen van een accountant, vóór het verstrijken van de betalingstermijn, voor werkzaamheden die de accountant voorafgaand aan het faillissement had verricht. De curator stelde zich op het standpunt dat de betalingen onverplicht en paulianeus waren en vorderde de betaalde bedragen terug, met succes.
Artikel 42 Fw bepaalt dat de curator ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring kan vernietigen. Als de rechtshandeling anders dan om niet werd verricht is ook wetenschap van benadeling vereist bij de wederpartij bij die rechtshandeling. Als de rechtshandeling binnen een jaar voor de faillietverklaring werd verricht en betrekking had op de voldoening van een niet-opeisbare schuld wordt wetenschap van benadeling aan beide zijden op grond van artikel 43 Fw vermoed te bestaan.
In de zaak die leidde tot het vonnis van de kantonrechter ging het om een betaling door een rechtspersoon, die later failliet werd verklaard, aan de accountant van die rechtspersoon. De rechtspersoon had de accountant betaald vóór het einde van de op de facturen genoemde betalingstermijn van veertien dagen.
De kantonrechter kwam tot de conclusie dat er paulianeus was gehandeld. De kantonrechter overweegt dat voor een geslaagd beroep van de curator op artikel 42 Fw (pauliana bij onverplichte rechtshandeling) is vereist: 1) dat de betalingen onverplicht waren, 2) dat dit heeft geleid tot benadeling van een of meer crediteuren in hun verhaalsmogelijkheden, 3) dat de gefailleerde wist of behoorde te weten dat de betaling zou leiden tot benadeling van de crediteuren, en 4) – als sprake is van een rechtshandeling anders dan om niet – de ontvanger wist of behoorde te weten dat benadeling van de crediteuren van gefailleerde het gevolg zou zijn.
Meest relevant is vervolgens de overweging van de kantonrechter over de onverplichtheid. De facturen waren immers verstuurd en voor deze zaak werd vooralsnog aangenomen dat de facturen ook terecht werden verstuurd. De kantonrechter oordeelt dat ten aanzien van het eerste vereiste, de onverplichtheid, dat de facturen ten tijde van de betalingen nog niet opeisbaar waren: er is pas sprake van een verplichte rechtshandeling als een factuur wordt voldaan op of na het verstrijken van de uiterlijke betaaltermijn, niet als de betalingen van de facturen – zoals in de onderhavige zaak het geval – in afwijking van de overeengekomen betalingstermijn van de facturen vóór de uiterlijke betaaldatum worden betaald.
De kantonrechter oordeelt dat de betalingen onverplicht werden verricht en ook aan de andere vereisten voor een succesvol beroep op artikel 42 Fw werd voldaan en wijst de vordering van de curator tot terugbetaling toe.
Het oordeel van de kantonrechter is overigens in lijn met jurisprudentie en literatuur.
Conclusie is dat het verstandig kan zijn om in geval van risico op een voorschot te vragen en een korte betalingstermijn te hanteren.
Hebt u vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Deze blog is geschreven door onze student-stagiair Floris Schilders.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.