Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Stelplicht en bewijslast ter zake van de voor het ingeroepen rechtsgevolg benodigde feiten rusten op degene die zich op dit rechtsgevolg beroept. Dit volgt uit de hoofdregel van artikel 150 Rv. Aan de stelplicht is ook een motiveringsplicht verbonden.
De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 8 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1058) dat van de stellende partij niet kan worden gevergd dat zij een stelling onderbouwt voor zover de voor die onderbouwing benodigde gegevens zich bevinden in het domein van haar wederpartij en zij daar geen toegang toe heeft. Bij die stand van zaken ligt het veeleer op de weg van de wederpartij om in het kader van haar betwisting zodanige feitelijke gegevens te verstrekken dat zij de stellende partij aanknopingspunten verschaft voor een eventuele nadere onderbouwing van haar stelling.
In de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad speelde het volgende.
Een opdrachtgever heeft aan een opdrachtnemer opdracht gegeven tot het verrichten van een onderzoek naar de optimale toepassing van fiscale regelingen en kostenbesparingen op het gebied van personeel en arbeid. Partijen zijn een success fee overeengekomen die pas verschuldigd zou raken nadat de opdrachtgever de (juridische) zekerheid zou hebben dat de subsidie ontvangen zal gaan worden. De opdrachtnemer heeft de opdracht uitgevoerd en een factuur voor de success fee gestuurd. De opdrachtgever betwist dat hij de success fee verschuldigd is.
De opdrachtnemer vordert veroordeling van de opdrachtgever tot betaling van de success fee.
Rechtbank en hof oordelen dat de success fee pas opeisbaar wordt nadat de opdrachtgever (juridische) zekerheid heeft gekregen dat de subsidies, kortingen of besparingen ontvangen zullen gaan worden. Het hof vervolgt met dat gesteld noch gebleken is dat dergelijke zekerheid is verkregen en dat – gelet op de betwisting van de opdrachtgever (de wederpartij) – het op de weg van de opdrachtnemer (de stellende partij) lag om aan te tonen welke subsidies, kortingen of besparingen de opdrachtgever heeft ontvangen althans voor welke subsidies de opdrachtgever (de wederpartij) dankzij haar inspanningen voldoende juridische zekerheid heeft verkregen. De opdrachtnemer (de stellende partij) heeft dit echter nagelaten. Het hof oordeelt dat daardoor niet kan worden vastgesteld dat aan de voorwaarde voor opeisbaarheid van de betalingsverplichting is voldaan. Het hof wijst de vorderingen van de opdrachtnemer af.
De opdrachtnemer gaat in cassatie. De Hoge Raad komt tot een ander oordeel dan rechtbank en hof:
“Het hof heeft miskend dat van [de opdrachtnemer, de stellende partij] niet kan worden gevergd dat zij een stelling onderbouwt voor zover de voor die onderbouwing benodigde gegevens zich bevinden in het domein van haar wederpartij en zij daar geen toegang toe heeft. Bij die stand van zaken ligt het veeleer op de weg van [de opdrachtgever, de wederpartij] om in het kader van haar betwisting zodanige feitelijke gegevens te verstrekken dat zij [de opdrachtnemer, de stellende partij] aanknopingspunten verschaft voor een eventuele nadere onderbouwing van haar stelling.”
Hebt u naar aanleiding van het bovenstaande vragen? Of hebt u een geschil met een wederpartij en wenst u daarover advies? Neem gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten is u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.