Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
In beginsel zijn vorderingsrechten overdraagbaar (door cessie). De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan evenwel door een beding tussen de schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten. De Hoge Raad oordeelt (HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:984) – niet geheel onverwacht – dat een beding dat de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht met goederenrechtelijke werking uitsluit, ook leidt tot onverpandbaarheid van dat vorderingsrecht.
In beginsel zijn vorderingsrechten overdraagbaar, maar de overdraagbaarheid kan wel worden beperkt. Artikel 3:83 BW luidt als volgt.
1. Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet.
2. De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten.
3. Alle andere rechten zijn slechts overdraagbaar, wanneer de wet dit bepaalt.
Opmerking verdient dat een beding dat overdracht verbiedt in beginsel geen goederenrechtelijke werking heeft. Het vorderingsrecht blijft dan nog wel overdraagbaar, het is alleen niet meer toegestaan het over te dragen (vgl.: het is ook niet toegestaan door rood te lopen, toch zie ik het regelmatig gebeuren). Voor goederenrechtelijke werking is vereist dat dat (duidelijk) blijkt uit het beding (zie ook HR 17 januari 2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF0168 (Oryx/Van Eesteren). Let dus op bij het formuleren van een dergelijk beding. Het maakt nogal uit.
In de zaak die leidde tot het hier besproken arrest van de Hoge Raad (HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:984) speelde de vraag of een vorderingsrecht dat krachtens beding niet-overdraagbaar is gemaakt, desondanks kon worden verpand. De Hoge Raad oordeelt dat alleen beperkte rechten (bijvoorbeeld pandrechten) kunnen worden gevestigd op overdraagbare goederen, waardoor niet-overdraagbaarheid van een vordering ook behelst dat daarop geen pandrecht kan worden gevestigd:
“4.3.1 Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet (art. 3:83 lid 1 BW). De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten (art. 3:83 lid 2 BW).
4.3.2 Om te beoordelen of een beding dat de overdracht van een vorderingsrecht verbiedt goederenrechtelijke werking heeft, dient het te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltexmaatstaf. Daarbij moet tot uitgangspunt worden genomen dat het uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering ervan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd.
4.3.3 Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen (art. 3:81 lid 1 BW). Art. 3:228 BW bepaalt dat op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn, een recht van pand hetzij van hypotheek kan worden gevestigd. Uit deze bepalingen volgt dat alleen op voor overdracht vatbare goederen een recht van pand kan worden gevestigd. Een beding als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW, dat de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht met goederenrechtelijke werking uitsluit, leidt derhalve ook tot onverpandbaarheid van dat vorderingsrecht.”
Bent u financier en hebt u (dus mogelijk geen) pandrecht op een niet-overdraagbare vordering? Of wilt u juist niet worden geconfronteerd met een pandhouder die wellicht de incasso van de vordering van uw schuldeiser op u op een andere, minder aangename manier ter hand neemt? Of wilt u uw contracten nog eens tegen het licht houden? Neem dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten is u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.