Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De digitale platformen zijn inmiddels niet meer weg te denken uit onze maatschappij. We pakken een Uber naar onze bestemming en bestellen eten via Deliveroo. De ontwikkeling van deze platformen gaat echter ook gepaard met uitdagingen op het gebied van rechten en plicht in het arbeidsrecht.
Zo boog het Gerechtshof van Amsterdam zich vorig jaar over de vraag of maaltijdbezorgers van Deliveroo als werknemers moeten worden aangemerkt. Geoordeeld werd dat onder meer de wijze van loonbetaling, het voortdurend bijhouden van de GPS-locatie van de bezorgers en het herhaaldelijk eenzijdig wijzigen van de contracten door Deliveroo duiden op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst tussen de Deliveroo en haar bezorgers. Een soortgelijke vraag speelde omtrent de chauffeurs van Uber. De kantonrechter van Amsterdam oordeelde dat tussen Uber en de chauffeurs sprake is van een “moderne gezagsverhouding”, omdat zowel een financiële stimulans als een disciplinerende en controlerende werking uitgaat van de Uber-app. Zodoende is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen Uber en haar chauffeurs.
Ook de Europese Commissie is de snelle ontwikkeling van digitale platformen en de bijkomende arbeidsrechtelijke uitdagingen niet ontgaan. Op 9 december 2021 heeft zij het voorstel voor een richtlijn ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk gepresenteerd. Deze richtlijn beoogt de correcte arbeidsstatus van platformwerkers te bepalen. Zijn de werkers van een bepaald platform écht zelfstandigen of is sprake van schijnzelfstandigheid? Hiertoe wordt een vijftal criteria geïntroduceerd.
Het platform:
Indien twee of meer criteria op een platform van toepassing zijn, geldt het weerlegbaar vermoeden dat dit platform een werkgever is. De werkers op dit platform worden dan aangemerkt als werknemers, die werknemersbescherming genieten. In Nederland hebben zij zodoende recht op onder meer minimumloon, betaald verlof en pensioenopbouw. Naar verwachting zullen aan de hand van de criteria in de voorgestelde richtlijn tussen 1,72 miljoen en 4,1 miljoen platformwerkers als werknemers worden aangemerkt. Daarnaast zal het gebruik van deze criteria de rechtszekerheid voor platformen vergroten. Bestaande platformen kunnen aan de hand van deze criteria nadenken over de bedrijfsvoering en de gezagsverhouding tot de platformwerkers.
Het wetgevingsvoorstel dient te worden goedgekeurd door het Europese Parlement en de Europese Raad. Zodra de richtlijn is goedgekeurd, hebben lidstaten 2 jaar de tijd deze te implementeren.
Heeft u vragen over de gevolgen van deze richtlijn voor uw praktijk? Of wenst u advies over het opstellen van de arbeidsvoorwaarden voor werkers op uw platform? Neem dan gerust contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.