Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) schreven staatsraden advocaat-generaal Wattel en Widdershoven op 7 juli 2021 een conclusie over de evenredigheidstoets door de bestuursrechter (ECLI:NL:RVS:2021:1468), concreet lag voor hoe indringend deze toets moet zijn bij bestuurlijke maatregelen.
Het verzoek om deze conclusie is door de voorzitter van de Afdeling gedaan naar aanleiding van een zaak over een besluit tot sluiting van een woning in Harderwijk door de burgemeester na een drugsvondst op grond van artikel 13b van de Opiumwet en invordering van een dwangsom (de hoofdzaak). De zoons van de hoofdhuurder van deze woning zouden zich namelijk hebben gebezigd met drugshandel, en de woning zou een rol vervullen binnen de keten van deze handel. De behandeling van de hoofdzaak is aangehouden in afwachting van de conclusie.
In het kort bevolen de staatsraden in de conclusie aan om de evenredigheidstoets conform de in het Unierecht en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) toe te passen door desbetreffende maatregel te toetsen op geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. Hierbij dienen dan alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen, met name de ernst en omvang van de overtreding of de aantasting van de openbare orde en veiligheid, de mate van verwijtbaarheid en de voorzienbare effectiviteit van de maatregel.
Als gezegd, deze conclusie is door de voorzitter van de Afdeling gevraagd ter beoordeling van vragen hierover in een concrete zaak over een woningsluiting na een drugsvondst. In deze hoofdzaak is op 2 februari 2022 uitspraak gedaan door de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2022:285). In de hoofdzaak heeft de Afdeling onderschreven dat de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid bij de evenredigheidstoets een rol (kunnen) spelen. Maar dat dat niet betekent dat met betrekking tot elk besluit categorisch een dergelijke drietrapstoets moet worden uitgevoerd. De bestuursrechter zal daarom van geval tot geval, in het verlengde van de tegen het besluit aangevoerde beroepsgronden, moeten bepalen of en zo ja op welke wijze de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de maatregel (uitdrukkelijk) bij de toetsing moeten worden betrokken.
In dit specifieke geval heeft de Afdeling wel deze drietrapstoets toegepast en kort gezegd geoordeeld dat het besluit tot woningsluiting geschikt en noodzakelijk is om het doel van het besluit te bereiken (namelijk de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde). Maar de Afdeling oordeelde in het kader van de evenwichtigheidstoets dat de burgemeester de omstandigheid van ontbinding van de huurovereenkomst door de woningcorporatie en plaatsing van de huurder op een zwarte lijst (ofwel de woonbelangen van de huurder en zijn deels minderjarige kinderen) ten onrechte niet heeft meegenomen in de besluitvorming, althans hieraan is geen overweging gewijd in het besluit. En dat terwijl het risico op huurontbinding ten tijde van het besluit reëel was. De burgemeester moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze belangen.
Met deze uitspraak en conclusie lijkt het erop dat het evenredigheidsbeginsel nieuw leven wordt ingeblazen. Uit verdere rechtspraak zal dit moeten gaan blijken.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.