Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Huurrecht
(Contractuele) rente over boedelschuld is boedelschuld. Zo oordeelt de Hoge Raad in zijn arrest van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1994). In deze zaak ging het over de status in faillissement van vertragingsrente over de als boedelschuld verschuldigde huurprijs. Het arrest heeft echter een bredere toepassing dan enkel de (contractuele) rente over de als boedelschuld verschuldigde huurprijs.
Voor zover relevant voor deze blog zijn de feiten als volgt. Een verhuurder verhuurde aan een huurder bedrijfs- en kantoorruimte. In de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurder contractuele rente verschuldigd is als hij de huur niet of te laat voldoet. Nadat aan de huurder eerst voorlopige surseance van betaling werd verleend is de huurder in staat van faillissement verklaard. De curatoren van de huurder hebben de huurovereenkomst opgezegd met een beroep op artikel 39 Fw.
De verhuurder heeft in eerste aanleg gevorderd betaling door de curatoren van de huurboedelschuld vermeerderd met de contractuele, althans wettelijke (handels)rente. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder afgewezen. De verhuurder heeft in hoger beroep in aanvulling op zijn oorspronkelijke eis gevorderd voor recht te verklaren dat (i) indien en voor zover een boedelvordering niet voldaan wordt, rente verschuldigd is vanaf de vervaldatum van de factuur; (ii) de rente over de boedelvorderingen zelf ook als boedelschuld moet worden gekwalificeerd; en (iii) op deze rente het overeengekomen renteregime, of het regime van de wettelijke (handels)rente van toepassing is. Ook het hof heeft de vorderingen van de verhuurder afgewezen.
Het hof overweegt, met verwijzing naar het Koot Beheer/Tideman-arrest (ECLI:NL:HR:2013:BY6108), samengevat als volgt. Of in een concreet geval sprake is van een boedelschuld zal steeds moeten worden bezien aan de hand van de daarvoor door de Hoge Raad geformuleerde criteria, inhoudende dat boedelschulden slechts zijn de schulden die een onmiddellijke aanspraak op de faillissementsboedel geven hetzij (i) ingevolge de wet, hetzij (ii) omdat zij door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan (in de zin dat zijn wil daarop gericht is geweest), hetzij (iii) omdat zij het gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting. De huur over de boedelperiode vormt door wetsduiding een boedelschuld. De boete of rente die verschuldigd wordt in geval van niet-nakoming van deze huurschuld valt niet onder één van de drie voornoemde categorieën, aldus het hof.
De verhuurder gaat in cassatie en voert aan dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verhuurder geen boedelvordering toekomt ter zake van de rente over de huurboedelschuld.
De Hoge Raad oordeelt samengevat als volgt. Uitgangspunt is dat het faillissement geen verandering brengt in bestaande wederkerige overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende verbintenissen. Vanaf de aanvang van de surseance en gedurende het daaropvolgende faillissement is de huurprijs boedelschuld. Ook als deze kwalificeert als boedelschuld, blijft de vordering tot betaling van de huurprijs een vordering van de verhuurder op de gefailleerde huurder uit hoofde van de huurovereenkomst. Of verzuim bestaat ten aanzien van de vordering tot huurbetaling moet worden beantwoord aan de hand van de huurovereenkomst en de op verzuim toepasselijke wettelijke bepalingen.
Als er sprake is van verzuim bij de voldoening van een boedelvordering, en de schuldeiser recht heeft op rente, brengt de aard van een boedelvordering mee dat ook de rente over de boedelvordering als boedelschuld kwalificeert. Als er een contractuele rente is overeengekomen, kwalificeert deze contractuele rente als boedelschuld.
De meeste ondernemers hebben linksom of rechtsom te maken met huur en komen vroeg of laat ook in aanraking met het faillissementsrecht. Om u nader te informeren over de combinatie van die twee belangrijke onderwerpen, schrijven wij de Serie huurrecht en faillissement, waarvan deze blog onderdeel is.
Bent u voornemens om een huurovereenkomst aan te gaan? Of gaat uw huurder failliet? Of hebt u vragen over andere onderwerpen waarbij huur en faillissement samenkomen? Neem dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.