Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, WHOA
Deze blog is onderdeel van de Serie de WHOA.
De WHOA voorziet in de mogelijkheid om – buiten faillissement of surseance – een onderhands akkoord tussen enerzijds een onderneming en anderzijds de schuldeisers en aandeelhouders door de rechtbank te laten goedkeuren (homologeren). Daarbij kunnen de vermogensverschaffers, schuldeisers én aandeelhouders, ook tegen hun wil worden gebonden aan de herstructurering. Op grond van artikel 369 lid 4 Fw is de WHOA niet van toepassing op ‘rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 7:610 BW’.
Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad R.H. de Bock concludeert dat achterstallige pensioenpremies vallen onder de uitzondering van artikel 369 lid 4 Fw (kort gezegd: dat de WHOA niet van toepassing is op rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar) en dat achterstallige pensioenpremies daarom niet kunnen worden meegenomen in een WHOA-akkoord.
Ten aanzien van deze werknemersrechten is de hele WHOA-afdeling niet van toepassing, zo volgt uit artikel 369 Fw. Dat betekent dat de rechtspositie van werknemers niet kan worden gewijzigd door een gehomologeerd akkoord en dus geborgd blijft (artikel 369 lid 4 jo. 370 jo. 384 Fw). Ook kunnen arbeidsovereenkomsten niet worden gewijzigd of beëindigd op grond van de WHOA-bepalingen (artikel 369 lid 4 jo. 373 jo. 384 Fw).
Bij vonnis van 23 augustus 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:4475) heeft de rechtbank Amsterdam de volgende prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad:
“Is op grond van artikel 369 lid 4 Fw het in afdeling 2, titel 4 Faillissementswet bepaalde (de WHOA) van toepassing op vorderingen van de bedrijfspensioenfondsen in de zin van de wet Bpf 2000 betreffende achterstallige pensioenpremies?”
De vraag is, kort gezegd, of de achterstallige pensioenpremies ook zijn aan te merken als rechten van werknemers die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst.
De conclusie van A-G De Bock (ECLI:NL:PHR:2021:1152) is samengevat als volgt.
artikel 369 lid 4 Fw bevat een categorische uitzondering voor rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten: deze rechten vallen niet onder de werking van de WHOA.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet of achterstallige pensioenpremies wel of niet onder de in artikel 369 lid 4 Fw genoemde ‘rechten van werknemers’ vallen.
Dat de werkgever premies aan het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds dient af te dragen, is niet alleen een recht van het bedrijfstakpensioenfonds, maar ook een recht van de werknemer zélf. Uit het GOM-arrest (ECLI:NL:HR:2016:2375) van de Hoge Raad van 14 oktober 2016 volgt dat dit recht van de werknemer voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. De werknemer kan jegens de werkgever nakoming van dit recht afdwingen.
Gelet op de algemene en ongeclausuleerde formulering van artikel 369 lid 4 Fw moet daarom worden aangenomen dat achterstallige pensioenpremies kwalificeren als ‘rechten van werknemers die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten’, als omschreven in deze bepaling.
Dit leidt ertoe dat de vraag van de rechtbank Amsterdam als volgt dient te worden beantwoord: op grond van artikel 369 lid 4 Fw is de WHOA niet van toepassing op achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen.
Het opstellen en aanbieden van een WHOA-akkoord en het verzoek tot homologatie daarvan luistert nauw.
Overweegt u om uw schuldeisers een onderhands akkoord aan te bieden? Of wilt u als schuldeiser een verzoek tot afwijzing van een homologatieverzoek indienen? Of heeft u andere vragen over de WHOA, een herstructureringsakkoord of een dreigend faillissement?
Neem gerust contact op met een van onze specialisten op het gebied van de WHOA en het insolventierecht: Joost van der Grinten, Joram Verstoep en Joël Bouman. Wij zijn u graag van dienst!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.