Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, WHOA
Deze blog is onderdeel van de Serie de WHOA.
Inmiddels verschijnen steeds meer uitspraken waarin de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) wordt toegepast en waarin homologatieverzoeken worden toe- of afgewezen. Wat opvalt is dat de rechtbanken bij zowel toe- als afwijzingen de beoordeling uitvoerig motiveren. Dat is erg prettig voor de praktijk. In het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4701) wees de rechtbank het homologatieverzoek toe met een uitgebreide motivering (zie ook onze blog van 1 oktober 2021). Een even uitgebreide motivering geeft de rechtbank Midden-Nederland in haar vonnis van 10 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5531) waarin zij een homologatieverzoek afwijst. Dit vonnis bespreken we in deze blog.
De vereisten voor het toe- of afwijzen van een homologatieverzoek onder de WHOA bespraken wij reeds in onze blog van 17 maart 2021. In het vonnis dat wij hier bespreken komt de toepassing van deze vereisen aan de orde.
De vijf verzoekers zijn onderdeel van eenzelfde concern. Het concern exploiteert een onderneming, gericht op zorg aan ouderen en herstel na operaties. De verzoekers stellen dat een herstructurering van hun schulden noodzakelijk is. Mede door de COVID-19 crisis en doordat de verhuur van leegstaande zorgstudio’s onvoldoende snel op gang kwam is namelijk een financieel ongezonde situatie ontstaan.
Op 1 april 2021 hebben de verzoekers een startverklaring gedeponeerd. Vervolgens hebben zij op 9 juni 2021 verschillende WHOA-akkoorden aan hun schuldeisers aangeboden. De verzoekers hebben daarna op 3 september 2021 nieuwe, aangepaste akkoorden aangeboden. Zij hebben aan de schuldeisers gevraagd uiterlijk op 13 september 2021 een stem uit te brengen. De verzoekers vragen om homologatie van de tweede versie van deze akkoorden in een besloten akkoordprocedure.
De verzoekers hebben hun schuldeisers onderverdeeld in twee klassen: (1) schuldeisers met een preferente vordering en (2) concurrente schuldeisers. Wat hierbij opvalt is dat één van de in de concurrente klasse ingedeelde schuldeisers, meedeelt in alle vijf de akkoorden. Deze schuldeiser, die ook beoogd financier van het concern na de herstructurering is, ontvangt dus vijf keer zoveel als de andere schuldeisers. Verder is opvallend dat bepaalde schuldeisers en de aandeelhouders van de werking van de akkoorden zijn uitgezonderd.
Onderdeel van de akkoorden is tevens dat elke schuldeiser ook finale kwijting verleent aan derden, waaronder de beoogd financier en twee functionarissen van de verzoekers.
Vier schuldeisers hebben een verzoek tot afwijzing van een of meer homologatieverzoeken gedaan. Deze vier schuldeisers noemen een keur van redenen waarom de homologatieverzoeken moeten worden afgewezen.
De beoordeling door de rechtbank is niet mals. De rechtbank constateert tal van onvolkomenheden.
Zo is de informatievoorziening gebrekkig geweest (in strijd met artikel 384 lid 2 sub c Fw). De verzoekers hebben niet toegelicht waarom de aandeelhouders niet onder het akkoord vallen (artikel 375 lid 2 onder c Fw). Tevens hebben de verzoekers onvoldoende inzicht gegeven in de vereffeningswaarde (artikel 375 lid 1 onder f Fw) en de nieuwe financiering die nodig is in het kader van de totstandkoming van het akkoord (artikel 375 lid 1 onder i Fw).
Bovendien is de klasseindeling om drie redenen niet correct (artikel 384 lid 2 sub c Fw jo artikel 374 Fw):
Door al deze onvolkomenheden kunnen in elk geval vier van de vijf akkoorden niet worden gehomologeerd. Het gevolg daarvan is weer dat de nakoming van het vijfde aangeboden akkoord ook niet langer voldoende is gewaarborgd. De benodigde financiering zou immers slechts worden verleend op voorwaarde van homologatie van alle akkoorden. De rechtbank wijst daarom alle vijf de homologatieverzoeken af.
Het opstellen en aanbieden van een WHOA-akkoord en het verzoek tot homologatie daarvan luistert nauw. Er zijn veel vereisten waaraan moet worden voldaan en veel afwijzingsgronden.
Overweegt u om uw schuldeisers een onderhands akkoord aan te bieden? Of wilt u als schuldeiser een verzoek tot afwijzing van een homologatieverzoek indienen? Of heeft u andere vragen over de WHOA, een herstructureringsakkoord of een dreigend faillissement?
Neem gerust contact op met een van onze specialisten op het gebied van de WHOA en het insolventierecht: Joost van der Grinten, Joram Verstoep en Joël Bouman. Wij zijn u graag van dienst!
Joël Bouman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.