Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Alleen belanghebbenden kunnen rechtsmiddelen instellen tegen een besluit van een bestuursorgaan. Uit artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Dit is een breed begrip. Enige inkadering volgt uit het feit dat er ook sprake moet zijn van een voldoende direct geraakt belang én dit belang moet persoonlijk of individueel zijn, zodat het in voldoende mate is te onderscheiden van de belangen van anderen.
Wij schreven al eerder over het begrip belanghebbende. Zo schreven wij een blog over het criterium “gevolgen van enige betekenis”, ofwel dat iemand in ieder geval een belanghebbende is als diegene rechtstreekse feitelijke gevolgen ondervindt. Ook schreven wij een blog over de perikelen van het belanghebbende-begrip bij realisatie van zonneparken.
Onlangs deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een interessante uitspraak over of een omwonende bij een buslijn belanghebbende was bij het besluit tot goedkeuring van een vervoersplan (ECLI:NL:CBB:2021:959). Concreet speelde zich het volgende af. Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht (verweerder) had op grond van de Wet personenvervoer 2000 aan Qbuzz B.V. (Qbuzz) de concessie verleend "Openbaar Vervoer Concessie Tram en Bus regio Utrecht".
Qbuzz moet jaarlijks een vervoerplan opstellen en heeft dat ook voor 2020 gedaan. Verweerder beoordeelt het vervoerplan en geeft een positieve beoordeling (goedkeuring) wanneer het vervoerplan voldoet aan van toepassing zijnde eisen. Een door verweerder goedkeurde vervoerplan (met bijgaande route van een buslijn) zinde een omwonende echter niet. Deze stelde overlast te ervaren van desbetreffende route. Verweerder oordeelde echter dat deze omwonende geen belanghebbende was bij het besluit. Daar was de omwonende het niet mee eens: het besluit zou hem persoonlijk en direct raken omdat hij direct zicht heeft op de route en daarbij overlast heeft van ongeveer 35.000 bussen per jaar. En ook de waarde van zijn woning is gedaald.
Het CBb oordeelde in deze als volgt. Een besluit tot goedkeuring van een vervoerplan alsmede een besluit tot verlening van een concessie, tot de vervoersonderneming (in dit geval Qbuzz) is gericht. Zo’n besluit legt vast welke rechten en plichten voor die vervoersonderneming in zijn relatie tot de concessieverlener zullen gelden en dan kan minder gemakkelijk worden aangenomen dat de belangen van individuele gebruikers van het openbaar vervoer daarbij direct betrokken zijn dan bij een vastgestelde dienstregeling (dit oordeelde het CBb in een eerdere uitspraak, ECLI:NL:CBB:2016:410). Naar het oordeel van het CBb geldt dit evenzeer voor degenen die in de nabijheid van een traject wonen (ofwel omwonenden): ook van hen zal niet snel kunnen worden aangenomen dat zij direct geraakt worden door een concessieverlening of een wijziging van het bij die concessie behorende vervoerplan.
Hoewel de omwonende stelde overlast te ervaren van desbetreffende route van de buslijn, zou dit belang zich onvoldoende onderscheiden van de belangen van (de vele) anderen van wie de woning en/of tuin in de directe nabijheid van een het traject van een buslijn in het concessiegebied is gelegen, aldus het CBb. Omdat er geen sprake is van een voldoende persoonlijk of individueel belang, kon de omwonende dus niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb worden aangemerkt.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.