Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Eerder schreven wij al een blog over de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) die ertoe strekken dat er differentiatie moest plaatsvinden in het boetebeleid van gemeente Amsterdam, specifiek in het kader van (illegale) woningverhuur aan toeristen. Kort gezegd oordeelde de Afdeling in deze uitspraken dat het Amsterdamse boetebeleid geen ruimte bood voor differentiatie waardoor altijd standaard de maximale boete wordt opgelegd. De Afdeling oordeelde dat dat in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (zie hiervoor de uitspraken: ECLI:NL:RVS:2020:2849, ECLI:NL:RVS:2020:2851 en ECLI:NL:RVS:2020:2850). In deze uitspraken gaf de Afdeling ook handvatten aan de gemeenteraad van Amsterdam: zo is geopteerd dat bijvoorbeeld onderscheid kon worden gemaakt tussen verhuur met en verhuur zonder een bedrijfsmatig karakter. Voor het vaststellen van bedrijfsmatigheid kan onder meer houvast worden gevonden in de voorwaarden van hoofdbewoning, inschrijving in de BRP en het maximaal aantal dagen per jaar dat een woning verhuurd mag worden, aldus de Afdeling.
Inmiddels is dit onrechtmatige boetebeleid door de gemeenteraad gewijzigd in de nieuwste versie van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: Huisvestingsverordening). De nieuwe boetebedragen zijn te vinden in tabel 4 en 5 van bijlage 3 behorend bij artikel 4.2.1 van de Huisvestingsverordening.
De wijzigingen zien op het volgende. Vakantieverhuur en B&B-verhuur zonder feitelijke bewoning kan worden beboet met een bedrag van € 21.750,-. Zogeheten leefbaarheidsovertredingen kunnen worden beboet met € 11.600,- (hierbij valt te denken aan het verhuren aan teveel mensen, meer nachten verhuren dan toegestaan en in het geval van B&B-verhuur bewoners die zelf niet in de woning slapen tijdens exploitatie). Deze leefbaarheidsovertredingen werden eerder beboet met een bedrag van € 21.750,- in het geval van vakantieverhuur, dus is er sprake van een verlaging. Maar in het geval van B&B-verhuur werden deze leefbaarheidsovertredingen beboet met een bedrag van € 10.875,-, zodat dus sprake is van een verhoging van het boetebedrag. Tot slot worden zogeheten administratieve overtredingen beboet voor een bedrag van € 8.700,- (hierbij valt te denken aan het verhuren zonder vergunning, zonder BRP inschrijving, of verhuur zonder het vermelden van een registratienummer in een advertentie). In het eerdere boetebeleid werd het verhuren zonder vergunning beboet met € 21.750,- dus wat deze overtreding betreft is er sprake van een forse verlaging.
Een aantal van de door de Afdeling gegeven handvatten lijkt de gemeenteraad in acht te hebben genomen bij het vaststellen van dit nieuwe boetebeleid. Zo wordt toeristische verhuur zonder feitelijke bewoning (een indicatie voor een bedrijfsmatig karakter) het hoogst beboet. Anderzijds is in dit kader opmerkelijk dat het ontbreken van een inschrijving in de BRP en het overschrijden van het maximaal aantal nachten (wat ook indicaties zijn voor een bedrijfsmatig karakter) juist weer lager worden beboet. Het is dus maar de vraag of dit nieuwe boetebeleid in lijn is met het evenredigheidsbeginsel. Maar dat er op zich sprake is van meer differentiatie, kan als een verbetering worden gezien.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.