Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Toezicht en handhaving
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Beginselplicht tot handhaving
Dit is de vaste riedel uit bestendige rechtspraak over de zogeheten beginselplicht tot handhaving. Hieruit volgt impliciet dat er wel sprake moet zijn van heel bijzondere omstandigheden, wil van handhaving worden afgezien. En in de praktijk zijn deze uitzonderingssituaties daarom ook erg zeldzaam. In deze blog wordt een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) behandeld waarbij zo een uitzondering zich voordoet, namelijk omdat handhavend optreden zodanig onevenredig zou zijn tot de daarmee te dienen belangen dat daarvan moest worden afgezien (ECLI:NL:RVS:2021:574) . Er was kort gezegd sprake van een overtreding van ‘zeer geringe aard en omvang’. Niet alleen de aard en omvang van de overtreding waren in deze relevant, maar ook of de overtreding belangen van (in dit geval) omwonenden schaadde.
Overtreding van zeer geringe aard en omvang
Wat was er hier aan de hand? Er was door een omwonende een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen op een perceel geplaatste schutting. De schutting zou voor de voorgevelrooilijn zijn geplaatst met een hoogte van meer dan de maximaal toegestane hoogte van 1 meter. Het college heeft afwijzend op dit handhavingsverzoek geoordeeld en daarbij van belang geacht dat de op het perceel aanwezige schutting voor een belangrijk deel voldoet aan de criteria die gelden voor vergunningsvrij bouwen. Het resterende deel van de schutting dat daar niet aan voldoet, het kleine schuinoplopende gedeelte van de schutting voor de voorgevelrooilijn, levert volgens het college geen of weinig reële hinder op voor omwonenden. De Afdeling volgde hierin het college en heeft daarbij in aanmerking genomen dat als gevolg van de overtreding:
Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de belangen van omwonenden door de aanwezigheid van deze in geringe mate hogere schutting onevenredig worden geschaad. Ook veroorzaakt de aanwezige schutting in algemene zin geen overlast en bestaat geen aanknopingspunt voor het oordeel dat deze in geringe mate hogere schutting een ongewenst precedent zal scheppen. Kortom, het college had in dit geval van handhaving af kunnen zien. Dit is een mooie toevoeging op de toch vrij schaarse rechtspraak voor uitzonderingen op de beginselplicht tot handhaving.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.