Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, WHOA
Deze blog is onderdeel van de Serie de WHOA.
Zoals wij eerder in een blog al kort bespraken, biedt de nieuwe aangenomen Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) onder meer de mogelijkheid om overeenkomsten voortijdig te wijzigen of zelfs te beëindigen. Ondernemingen kunnen hierdoor onder (nadelige) distributieovereenkomsten, franchiseovereenkomsten of huurovereenkomsten uitkomen. Het wijzigen of beëindigen van arbeidsovereenkomsten is overigens niet mogelijk.
Als een schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan, kan hij zijn schuldeisers in beginsel een akkoord aanbieden (op grond van artikel 370 lid 1 Fw). Daarnaast kan deze schuldenaar (of de aangewezen herstructureringsdeskundige) in die situatie ook aan een contractuele wederpartij een voorstel tot wijziging of beëindiging van de met die partij gesloten overeenkomst doen.
Tot zover niets nieuws. Het staat een schuldenaar in beginsel altijd al vrij om een dergelijk voorstel te doen. Bij overeenkomsten geldt in Nederland immers het fundamentele beginsel van contractsvrijheid: partijen mogen zelf bepalen met wie zij welke afspraken willen maken. De contractuele wederpartij van de schuldenaar kon dit voorstel tot voorheen dus simpelweg afslaan.
Dit laatste verandert echter na de inwerkingtreding van de WHOA. Als de wederpartij niet met het voorstel instemt, kan de schuldenaar (of de herstructureringsdeskundige) de overeenkomst dan tussentijds doen opzeggen, mits de schuldenaar zijn schuldeisers een akkoord heeft aangeboden dat door de rechtbank wordt gehomologeerd en de rechtbank daarbij toestemming geeft voor het opzeggen van deze overeenkomst (op grond van artikel 373 lid 1 Fw).
De opzegging vindt in dat geval van rechtswege plaats op de dag waarop het akkoord door de rechtbank is gehomologeerd tegen een door de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige gestelde termijn. Als de rechtbank deze termijn niet redelijk vindt, kan zij bij de verlening van de toestemming een langere termijn vaststellen. Een termijn van drie maanden vanaf de homologatie van het akkoord is in elk geval voldoende (op grond van artikel 373 lid 1 Fw).
Wel heeft de wederpartij recht op vergoeding van de schade die zij lijdt vanwege de beëindiging van de overeenkomst conform artikel 6:95 e.v. BW. In het gehomologeerde akkoord dat de schuldenaar aan zijn schuldeisers heeft aangeboden kan dit recht echter worden gewijzigd (op grond van artikel 373 lid 2 Fw).
Als een schuldenaar een akkoord voorbereidt om aan zijn schuldeisers aan te bieden, een herstructureringsdeskundige wil aanwijzen en/of voorbereidende handelingen hiervoor uitvoert, geeft dit niet het recht aan diens contractuele wederpartij om de nakoming van haar verplichtingen onder een overeenkomst op te schorten of om de overeenkomst te ontbinden (op grond van artikel 373 lid 3 Fw). De ratio is dat het een schuldenaar moet vrijstaan om een akkoord voor te bereiden zonder dat belangrijke overeenkomsten door wederpartijen meteen worden stopgezet. Anders zouden de pogingen om tot een gehomologeerd akkoord te komen immers bij voorbaat stranden.
Als door de rechtbank een afkoelingsperiode is afgekondigd, mag een contractuele wederpartij evenmin de nakoming van haar verplichtingen onder een overeenkomst opschorten of de overeenkomst ontbinden wegens een verzuim in de nakoming van de schuldenaar dat heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode (op grond van artikel 373 lid 4 Fw). Wel dient de schuldenaar voor deze wederpartij zekerheid te stellen voor de nakoming van de nieuwe verplichtingen die ontstaan tijdens de afkoelingsperiode.
Heeft u vragen over de WHOA, een herstructureringsakkoord of de wijziging of beëindiging van overeenkomsten? Neem gerust contact op met een van onze specialisten op het gebied van de WHOA en het insolventierecht: Joost van der Grinten, Joram Verstoep en Jöel Bouman. Wij zijn u graag van dienst!
Joël Bouman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.