Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Inleiding
Een bedrijf in moeilijkheden kan vaak niet alle schulden meer volledig voldoen. Bestuurders moeten dan kiezen of en, zo ja, welke schuldeisers het bedrijf dan (al dan niet met voorrang) zal betalen. Daar schuilt wel een risico in. Onder omstandigheden kunnen bestuurders aansprakelijk zijn jegens een schuldeiser. Maar waar ligt de grens tussen wat dan wel en wat dan niet is toegestaan?
“Een bestuurder van een vennootschap is niet persoonlijk aansprakelijk jegens een vennootschapsschuldeiser die is benadeeld wegens het onbetaald en onverhaalbaar blijven van zijn vordering, op de enkele grond dat die bestuurder het faillissement van de vennootschap heeft aangevraagd en daarna heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap een of meer andere schuldeisers heeft betaald met voorrang boven die vennootschapsschuldeiser. De betrokken bestuurder kan ter zake van deze benadeling persoonlijk aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.”
Zo heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 17 januari 2020.
Casus
De casus die leidde tot dit arrest is samengevat als volgt.
Een bestuurder van een vennootschap die een vleeshandel exploiteert dient namens de vennootschap een verzoek tot eigen faillietverklaring in bij de rechtbank. Na indiening van het verzoekschrift verricht de bestuurder namens de vennootschap nog diverse betalingen, onder meer aan een belastingadviseur. Niet lang daarna wordt de vennootschap failliet verklaard, met benoeming van een curator.
Vervolgens spreekt de curator de bestuurder aan uit hoofde van onrechtmatige daad. De curator verwijt de bestuurder dat hij als bestuurder van de vennootschap heeft bewerkstelligd dat de vennootschap een factuur van een belastingadviseur heeft betaald, terwijl de bestuurder daarvoor reeds het faillissement van de vennootschap had aangevraagd.
De curator betoogt, kort gezegd, dat een bestuurder van een vennootschap onrechtmatig handelt jegens onbetaald gebleven schuldeisers van die vennootschap als hij het faillissement van die vennootschap heeft aangevraagd en daarna een schuldeiser selectief betaalt, behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Volgens de curator is dit in elk geval zo als de bestuurder op het moment van die selectieve betaling ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat andere schuldeisers onbetaald zouden blijven, althans wist of redelijkerwijs had behoren te weten dat andere schuldeisers onbetaald zouden blijven.
Rechtbank en hof wijzen de vordering van de curator af.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad bekrachtigt, met de hierboven reeds genoemde overweging, het arrest van het hof.
Bij de beoordeling benoemt de Hoge Raad nog dat het hof heeft vastgesteld dat de feiten onvoldoende steun bieden om een persoonlijk belang van de bestuurder bij de betreffende betaling aan te nemen en dat de ontvangende partij niet aan de vennootschap is gelieerd en dat het bestuur ten tijde van de betaling nog trachtte het faillissement af te wenden. Deze overwegingen zijn van belang in verband met de leerstukken die volgen uit:
Volgens de Hoge Raad heeft het hof aldus een juiste maatstaf voor de beoordeling van bestuurdersaansprakelijkheid gehanteerd. De Hoge Raad volgt daarmee niet het standpunt van de curator dat een bestuurder bij een selectieve betaling in het zicht van faillissement onrechtmatig handelt, behalve als er een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Tot slot
Deze blog is onderdeel van de Serie bestuurdersaansprakelijkheid.
Als u vragen hebt over bestuurdersaansprakelijkheid, neem dan gerust contact met ons op. Wij hebben ruime ervaring met het adviseren van bestuurders over het beperken van aansprakelijkheidsrisico’s en het procederen aan zowel de kant van de bestuurder als diens wederpartij. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.