Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Een assurantieportefeuille is niet overdraagbaar en kan (dus ook) niet worden verpand. Dat is wat de Hoge Raad heeft bepaald in zijn arrest van 6 december 2019.
Samenvatting
De redenatie van de Hoge Raad is – kort gezegd – als volgt. Voor overdracht en verpanding is vereist dat het gaat om een goed als bedoeld in artikel 3:1 BW. Goederen als bedoeld in artikel 3:1 BW zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Het samenstel van overeenkomsten en goodwill dat wordt aangeduid als een “assurantieportefeuille” is niet een individuele zaak of een individueel vermogensrecht. Een assurantieportefeuille is daarom niet een goed in de zin van artikel 3:1 BW. Dit wordt niet anders doordat afzonderlijke onderdelen van een assurantieportefeuille, zoals vorderingsrechten, goederen zijn, noch doordat de portefeuille als geheel in het economische verkeer een vermogenswaarde vertegenwoordigt en voorwerp kan zijn van een obligatoire rechtshandeling zoals een koopovereenkomst.
Casus
Een assurantiekantoor en de bank hebben een kredietovereenkomst gesloten. De schriftelijke kredietovereenkomst fungeert tevens als pandakte en is geregistreerd. De kredietovereenkomst houdt onder meer in dat het assurantiekantoor aan de bank verpandt alle tot het bedrijf van het assurantiekantoor behorende goederen waaronder begrepen, maar niet beperkt tot de bedrijfsuitrusting, tegoeden, vorderingen en voorraden met inbegrip van:
Enkele jaren na het aangaan van de kredietovereenkomst is het assurantiekantoor failliet verklaard. De curator van het assurantiekantoor heeft de assurantieportefeuille van het assurantiekantoor verkocht. De bank stelt zich op het standpunt dat zij op grond van haar pandrecht recht heeft op afdracht van de koopsom voor de assurantieportefeuille. De curator weigert de koopsom aan de bank af te dragen.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad stelt de curator in het gelijk. Hieronder volgen de belangrijkste overwegingen van de Hoge Raad.
“3.3.1 Ingevolge art. 3:228 BW in verbinding met art. 3:227 lid 1 BW kan op alle niet-registergoederen die voor overdracht vatbaar zijn, een recht van pand worden gevestigd. Voor het aannemen van de mogelijkheid tot het vestigen van een pandrecht op een assurantieportefeuille is dus in de eerste plaats vereist dat een assurantieportefeuille is aan te merken als een goed.
3.3.2 Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW). Volgens de – niet uitputtende (…)– omschrijving van art. 3:6 BW zijn vermogensrechten rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
3.4 Het wettelijke stelsel gaat ervan uit dat slechts individuele zaken of vermogensrechten als goed kunnen worden aangemerkt en als zodanig voorwerp kunnen zijn van een goederenrechtelijk recht of een goederenrechtelijke rechtshandeling. Het samenstel van overeenkomsten en goodwill dat wordt aangeduid als een assurantieportefeuille (zie hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2), is niet een individuele zaak of een individueel vermogensrecht, ook al wordt het in het economische verkeer als een eenheid beschouwd. Een assurantieportefeuille is daarom niet een goed in de zin van art. 3:1 BW. Dit wordt niet anders doordat afzonderlijke onderdelen van een assurantieportefeuille, zoals vorderingsrechten, goederen zijn, noch doordat de portefeuille als geheel in het economische verkeer een vermogenswaarde vertegenwoordigt en voorwerp kan zijn van een obligatoire rechtshandeling zoals een koopovereenkomst.
3.5 Omdat een assurantieportefeuille als zodanig niet een goed is in de zin van art. 3:1 BW, is hij niet vatbaar voor overdracht of verpanding. Art. 4:103 lid 4 Wft, dat bepaalt dat een verzekeraar aan een verzoek van een bemiddelaar tot overdracht van diens portefeuille in beginsel moet meewerken, leidt niet tot een ander oordeel. Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel en tegen de achtergrond van het wettelijke stelsel van het goederenrecht, moet worden aangenomen dat deze bepaling niet het oog heeft op overdracht in goederenrechtelijke zin, maar op het overdragen van de positie van de assurantietussenpersoon in het hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2 bedoelde samenstel van overeenkomsten en goodwill.”
Gevolgen
Dit arrest van de Hoge Raad heeft niet alleen gevolgen voor de positie van banken en curatoren, maar ook voor ondernemers en hun andere financiers. Mogelijk geeft het door u bedongen pandrecht toch minder zekerheid dan gedacht.
Gaat u financiering verstrekken of vraagt u zich af of u in het verleden wel voldoende zekerheid hebt verkregen? Neem dan contact met ons op. Het loont om dit goed te regelen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.