Praktijkgebieden: Ruimtelijke ordening, Schaarse rechten
Wij schreven al eerder over het reeds in werking getreden paraplubestemmingplan ‘Winkeldiversiteit Centrum’. Hierin zijn bepaalde vormen van gebruik verboden voor het postcodegebied 1012 en de in de bijlage bij het bestemmingsplan afgebeelde straten. Het doel van deze gebruiksverboden is kort gezegd het beschermen van de diversiteit van het winkel- en voorzieningenaanbod en het tegengaan van toeristenwinkels en -voorzieningen. Voordat dit bestemmingsplan in werking trad, was een voorbereidingsbesluit van kracht dat tot doel had de diversiteit van het winkel- en voorzieningenaanbod te beschermen door gebruikswijzigingen te bevriezen; hierover schreven wij ook een blog.
Sinds het voorbereidingsbesluit, en daarna de inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan, is een aantal interessante uitspraken gewezen. Zo schreven wij over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over de winkel van Amsterdam Cheese Company (ECLI:NL:RVS:2018:4173). Ongeacht het feit dat de ABRvS vond dat deze kaaswinkel te duiden was als een toeristenwinkel, mocht deze in dit specifieke geval open blijven omdat deze o.a. al langer bezig was met het opstarten van de winkel nog voordat het voorbereidingsbesluit van kracht was. Ook bevatte deze uitspraak de bevestiging dat het gebruikswijzigingsverbod ten aanzien van toeristenwinkels en –voorzieningen voldoet aan de Europese Dienstenrichtlijn.
Een ander in dit kader interessant geval speelde zich onlangs af. Hotel de l’Europe B.V., een vijfsterren hotel, heeft bezwaar tegen de komst van de SPAR City in een tegenover gelegen pand omdat zij vreest voor een negatief effect op het woon- en leefklimaat ter plaatse en dus op de uitstraling van het hotel. Er zou volgens hotel de l’Europe B.V sprake zijn van strijdigheid met het bestemmingsplan.
Met het paraplubestemmingsplan ‘Winkeldiversiteit Centrum’ is een aantal begrippen, waaronder ‘minisupermarkt’, toegevoegd aan het vigerende bestemmingsplan (namelijk ‘Postcodegebied 1012’). ‘Gemengd 1’ is de op de locatie geldende bestemming. Volgens het gewijzigde bestemmingsplan zijn de voor ‘Gemengd 1’ aangewezen gronden onder andere bestemd voor detailhandel, in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van onder meer minisupermarkten. Op grond van de planregels wordt onder een minisupermarkt verstaan:
‘Een detailhandelsvestiging waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Een minisupermarkt onderscheidt zich van een supermarkt door het oppervlak. In de binnenstad spreken we van een minisupermarkt wanneer het bruto bedrijfsvloeroppervlak niet meer dan 400 m2 bedraagt.’
Bij uitspraak van 8 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:7415) heeft de voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam besloten dat deze vestiging van SPAR City – in elk geval tijdelijk – haar deuren moet sluiten. De voorzieningenrechter heeft kort gezegd geoordeeld dat het college onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom het gebruik van de SPAR City niet als minisupermarkt in de zin van het (paraplu)bestemmingsplan valt aan te merken. Ook acht de voorzieningenrechter van belang dat het college in het geheel niet is ingegaan op de vraag hoe het ontstaan van de SPAR City zich verhoudt tot het bestuurlijk motief voor het planologisch verbieden van minisupermarkten in het centrum (namelijk het sturen op een divers winkelaanbod en weren van toeristenwinkels en –voorzieningen). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte, omdat niet valt in te zien op welke wijze de ruimtelijke uitstraling, de doelgroep en de effecten voor de omgeving van de SPAR City anders zijn dan die van een minisupermarkt. Het college zal daarom een nieuw besluit op het bezwaar moeten nemen binnen zes weken. Het college dient daarbij zowel de definitie van het begrip minisupermarkt als het bestuurlijk motief voor het planologisch verbieden van minisupermarkten in het centrum te betrekken. Verder dient het college ook aandacht te besteden aan de vraag of de SPAR City als eetwinkel of toeristenwinkel valt aan te merken.
Het is dus afwachten of de SPAR City haar deuren toch nog zal kunnen openen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.