icon

Wanneer wordt het beginsel van hoor en wederhoor geschonden?

De rechter mag zijn oordeel niet ten nadele van een partij baseren op gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten (op grond van artikel 19 Rv). Als de rechter dat wel doet, schendt hij het beginsel van hoor en wederhoor. Maar is daarvan ook sprake als een partij niet mag reageren nadat haar wederpartij alleen haar vordering heeft verhoogd, zonder de feiten aan te vullen en reeds het recht had voorbehouden om haar vordering te verhogen? In een arrest van 30 november 2018 geeft de Hoge Raad het antwoord op deze vraag.

Casus

ING heeft bij de kantonrechter een procedure tegen een stukadoor aanhangig gemaakt om het uitgeleende bedrag onder een kredietovereenkomst terugbetaald te krijgen. Hoewel ING in haar dagvaarding heeft gesteld een vordering van € 91.469,29 op de stukadoor te hebben, heeft ING haar vordering tot een bedrag van € 25.000 beperkt, met voorbehoud van het recht om het meerdere alsnog op de stukadoor te verhalen. De kantonrechter heeft de vordering van ING toegewezen.

Nadat de stukadoor in hoger beroep is gekomen, heeft ING onder handhaving van hetzelfde feitensubstraat bij memorie van antwoord een nieuwe stelling aangevoerd en haar vordering vermeerderd door ditmaal veroordeling tot betaling van € 91.469,29 te vorderen. De stukadoor heeft bij akte bezwaar gemaakt tegen de verhoging van de vordering, waarna ING een antwoordakte heeft genomen. In reactie op het bezwaar van de stukadoor heeft het hof geoordeeld dat de vordering van ING op hetzelfde feitencomplex is gebaseerd, waardoor deze verhoging van de vordering in hoger beroep niet tot een onredelijke bemoeilijking van de verdediging heeft kunnen leiden. Het hof heeft de verhoging van de vordering daarom toegelaten en de verhoogde vordering van ING toegewezen.

Arrest Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het hof in onderhavige zaak het beginsel van hoor en wederhoor tweemaal heeft geschonden. De eerste schending bestaat eruit dat het hof de stukadoor ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om zich uit te laten over de vermeerderde vordering van ING als zodanig. Dat die vordering was gebaseerd op de reeds in eerste instantie bedebateerde feiten, doet daarbij volgens de Hoge Raad niet ter zake. De Hoge Raad overweegt dat de stukadoor het recht toekwam om te reageren omdat hij een gerechtvaardigd belang erbij kon hebben om zijn verweer naar aanleiding van de vermeerderde vordering uit te werken of uit te breiden. De tweede schending bestaat eruit dat het hof eveneens ten onrechte de stukadoor niet in de gelegenheid heeft gesteld om zich over de pas bij memorie van antwoord aangevoerde stelling van ING uit te laten, terwijl het wel zijn oordeel daarop heeft gebaseerd.

Conclusie

De Hoge Raad bevestigt in onderhavig arrest de bestendige lijn in de jurisprudentie dat de rechter niet lichtvoetig aan het beginsel van hoor en wederhoor voorbij mag gaan. Zelfs als een partij het voorbehoud van een verhoging van de vordering heeft gemaakt, louter haar vordering verhoogt en de feiten niet aanvult, komt de wederpartij onverkort het recht toe om haar verweer tegen die vordering aan te passen.

Joram Verstoep schreef bij dit arrest een annotatie die is gepubliceerd in het tijdschrift Jurisprudentie Burgerlijk Procesrecht, aflevering 2, 2019 (JBPr 2019/15).

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Wanneer wordt het beginsel van hoor en wederhoor geschonden?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief