Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Een evidente privaatrechtelijke belemmering is een belemmering die onder omstandigheden kan worden meegenomen bij het toetsen van een bestemmingsplan of van een omgevingsvergunning (indien deze geldt voor het afwijken van het bestemmingsplan). Wij schreven hier al eerder een blog over. Hierin beschreven wij ook dat uit bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat deze privaatrechtelijke belemmering evident moet zijn, wil deze in de weg staan voor de vaststelling van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning (voor het afwijken van het bestemmingsplan). De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag over een privaatrechtelijke belemmering te beantwoorden, aldus de Afdeling.
In voornoemde blog bespraken wij een aantal uitspraken die betrekking hadden op of een privaatrechtelijke belemmering in de weg stond aan de vaststelling en uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan (namelijk: ECLI:NL:RVS:2018:2034 en ECLI:NL:RVS:2018:3227). In deze blog staat een interessante recente uitspraak centraal waarin een privaatrechtelijke belemmering het verlenen van een omgevingsvergunning in de weg stond in een burenconflict.
Ook in dit kader is de jurisprudentie over de privaatrechtelijke belemmering vrij streng: een privaatrechtelijke belemmering kan pas in de weg staan van vergunningverlening als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat de vergunning zal worden uitgevoerd op grond die in eigendom van een ander is en die ander daarin niet berust en niet hoeft te berusten. In voornoemde interessante uitspraak (ECLI:NL:RVS:2019:1329) heeft de Afdeling – ondanks deze strenge toets – toch bepaald dat er sprake was van een zodanige evidente privaatrechtelijke belemmering zodat de vergunning geweigerd had moeten worden.
Het volgende speelde zich af. Het college van burgermeester en wethouders had een vergunning verleend voor het verhogen van het dak van een bestaande aanbouw van de vergunningaanvrager. De eigenaar van het aangrenzende perceel (de buurvrouw) was hier niet blij mee. De wijze van afwatering van het verhoogde dak (namelijk doordat een goot boven haar perceel komt te hangen en er dus afwatering plaatsvindt op haar perceel) was volgens haar een schending van artikel 5:52 BW. In dit artikel is bepaald dat een eigenaar verplicht is de afdekking van zijn gebouwen en werken zodanig in te richten, dat daarvan het water niet op een ander erf afloopt. Bovendien vormde het verhoogde dak een belemmering van het uitzicht vanaf haar woning en tuin, aldus de buurvrouw.
De Afdeling oordeelde als volgt. Het feit dat de dakgoot zal worden geplaatst boven het naburige perceel, levert op zichzelf al een evidente privaatrechtelijke belemmering op. Het is immers duidelijk dat de buurvrouw eigenaar is van het naburige perceel en dat zij niet berust en niet zal berusten in de plaatsing van de dakgoot. Verder is het duidelijk geworden dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat de dakgoot (in zodanige vorm) zal leiden tot afwatering op het perceel van de buurvrouw. In zoverre is er gelet op artikel 5:52 BW ook om deze reden sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Kortom, de vergunning had in deze vorm niet verleend mogen worden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.