Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Huurrecht
De meeste ondernemers hebben linksom of rechtsom te maken met huur en komen vroeg of laat ook in aanraking met het faillissementsrecht. Om u nader te informeren over de combinatie van die twee belangrijke onderwerpen, schrijven wij de Serie huurrecht en faillissement.
In deze blog behandelen wij de situatie dat er sprake is van huur/verhuur van roerende zaken en de huurder of de verhuurder failliet wordt verklaard.
De kwalificatie roerend/onroerend is van groot belang. Zo worden onroerende zaken geleverd door een daartoe bestemde notariële akte gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers (artikel 3:89 BW), terwijl roerende zaken worden geleverd door de verkrijger in het bezit van de zaak te stellen (artikel 3:90 BW), wat wordt bewerkstelligd doordat de roerende zaak aan de verkrijger wordt overhandigd (artikel 3:114 BW) of door een tweezijdige verklaring (artikel 3:115 BW). De kwalificatie roerend/onroerend is ook van groot belang voor onder meer eigendoms-, natrekkings- en beslagperikelen. Ik ga daar niet verder op in.
Tot voor kort was de kwalificatie roerend/onroerend ook van belang bij de vraag of de Faillissementswet een extra opzegmogelijkheid bood in geval van faillissement van de huurder. Het was namelijk onduidelijk of artikel 39 Fw alleen betrekking had op de huur van onroerende zaken of ook op roerende zaken. In de wet wordt dat onderscheid niet gemaakt, maar de parlementaire geschiedenis biedt wel enige steun voor de stelling dat artikel 39 Fw alleen betrekking zou hebben op onroerende zaken, omdat daarin uitsluitend wordt gesproken over de huur van onroerende zaken.
Inmiddels heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat artikel 39 Fw ook betrekking heeft op roerende zaken. In het BaByXL-arrest verklaarde de Hoge Raad artikel 238 Fw – het equivalent van artikel 39 Fw voor de surseance van betaling – van toepassing op roerende zaken. Op 9 januari 2015 heeft de Hoge Raad in Doka Nederland/Kalmijn q.q. de discussie definitief beslecht, door op een prejudiciële vraag te antwoorden dat artikel 39 Fw ook van toepassing is op de huur van roerende zaken. Over deze prejudiciële antwoorden en de achtergrond van de beslissing hebben wij destijds, kort nadat de Hoge Raad de antwoorden had gegeven, ook geblogd.
Omdat artikel 39 Fw van toepassing is op zowel onroerende als roerende zaken, heeft de rechtspraak omtrent artikel 39 Fw ook betrekking op zowel onroerende als roerende zaken. De andere blogs in onze Serie huurrecht en faillissement zijn dus ook voor de huurder en verhuurder van roerende zaken relevant. Wij blogden al over de failliete huurder en de failliete verhuurder. Voor de mogelijkheid van tussentijds beëindigen van de huurovereenkomst en de gevolgen daarvan, verwijzen wij naar de hiervoor genoemde blogs.
Als u huurder bent en uw verhuurder failliet gaat, of andersom, als u verhuurder bent en uw huurder failliet gaat, heeft dat grote gevolgen voor u. Dat geldt ook als er sprake is van huur van roerende zaken. Het is zaak om u als huurder of verhuurder te vergewissen van uw belangen en rechten. Hebt u vragen over onderwerpen waarbij huur en faillissement samenkomen? Neem dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.